L6: Dekolonisatie

L6: Dekolonisatie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

L6: Dekolonisatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksvragen
OV 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?
OV 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?
OV 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerinhouden
  1. Oorzaken van de kolonisatie na de Tweede Wereldoorlog
  2. Dekolonisatieprocessen
  3. Dekolonisatie en neokolonialisme
  4. De dekolonisatie van het AfricaMuseum

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dekolonisatie?
"Dekolonisatie is het proces waarbij een kolonie onafhankelijk wordt van het land dat haar overheerst. Dat betekent dat het bestuur, de wetten en de macht in handen komen van de mensen die in de kolonie zelf wonen, en niet meer van het moederland (zoals België, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk)."(1)

(1)Tekst gegenereerd door ChatGPT, 2 mei 2025, OpenAI, https://chat.openai.com/chat.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?
Na WO II: Europese landen verliezen 'grip' op kolonies
==> 1 na 1 onafhankelijk
= dekolonisatie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnenonderzoek
  1. Bestudeer de kaart in bron 1 
  2. Vul de tabel met de verschillende dekolonisatiegolven aan (p.112).
  3.  Bestudeer bron 2 tot en met 6.
a Welke eisen stellen de gekoloniseerde volkeren in Belgisch-Congo en Brits-Indië ten aanzien van hun kolonisator? (p.113)
b Toon aan de hand van die eisen aan dat dekolonisatie niet enkel betrekking heeft op het politieke domein.
c In beide kolonies speelden charismatische leiders een rol in het dekolonisatieproces. Wat hadden Lumumba en Gandhi met elkaar gemeen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de tabel met de verschillende dekolonisatiegolven aan (p.112).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 2 tot en met 6.

a Welke eisen stellen de gekoloniseerde volkeren in Belgisch-Congo en Brits-Indië ten aanzien van hun kolonisator?
Bron
Kolonie
Eis
2
3
5
6

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 2 tot en met 6.

a Welke eisen stellen de gekoloniseerde volkeren in Belgisch-Congo en Brits-Indië ten aanzien van hun kolonisator?
Bron
Kolonie
Eis
2
Belgisch-Congo
Einde segregatie + rijkdom delen
3
Belgisch-Congo
Onafhankelijkheid
5
India
Einde zoutmonopolie Britten
6
India
Onafhankelijkheid

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

b Toon aan de hand van die eisen aan dat dekolonisatie niet enkel betrekking heeft op het politieke domein.
  • De eisen die gesteld worden, gaan verder dan politieke onafhankelijkheid.
  • Ze situeren zich ook op het economische domein (bv. verdeling van rijkdommen) en op het sociale domein (bv. gelijkwaardigheid). De verschillende maatschappelijke domeinen zijn dan ook sterk met elkaar verweven.
c In beide kolonies speelden charismatische leiders een rol in het dekolonisatieproces. Wat hadden Lumumba en Gandhi met elkaar gemeen?
  • Ze waren beiden in sterke mate vertrouwd met het Europese gedachtegoed en hadden een hoge status in de samenleving. Ze behoorden dus tot de koloniale elite.
  • Ze probeerden allebei steun te krijgen voor de onafhankelijkheidsstrijd onder de brede bevolking.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af? (p.117)
  • Gekoloniseerde volkeren dwongen de onafhankelijkheid af door het koloniale regime op verschillende manieren onder druk te zetten. Dat gebeurde bijvoorbeeld via gewelddadige of geweldloze acties van verzet (boycots, rellen, sabotages …). 
  • De onafhankelijkheidsbeweging werd vaak geleid door een koloniale elite die uitdrukkelijk eiste om autonomie en onderhandelde met de kolonisator. Via charismatische leiders groeide die beweging uit tot een massabeweging.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemeen
  • In de 18e en 19e eeuw werden veel kolonies in Midden- en Zuid-Amerika al onafhankelijk.
  • Na WO II tot eind jaren 1970 volgde een grote dekolonisatiegolf in Azië, Afrika en het Midden-Oosten.
  • Unieke processen, MAAR gemeenschappelijke oorzaken. (internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in de kolonies)
1.1 Internationale ontwikkelingen
  • Na WO II: focus in Europa: heropbouw => minder aandacht (en geld) voor de kolonies.
  • ==> greep op kolonies verzwakt.
  • De nieuwe wereldmachten (VS en SU) verzetten zich tegen Europees imperialisme (uit eigenbelang?).
  • Koude Oorlog stimuleerde steun aan kolonies. Reden? invloedssfeer uitbreiden.
1.2 Ontwikkelingen in de kolonies
  • Kolonies leverden grote bijdragen aan WO II, wat leidde tot de verwachting van meer autonomie.
  • De oorlog ondermijnde het geloof in westerse superioriteit.
  • Studenten uit kolonies studeerden in Europa: contact met westerse ideeën zoals zelfbeschikkingsrecht, verlichting, democratie. <-> idealen en koloniale realiteit.
  • Onafhankelijkheid vaak niet verleend, maar afgedwongen door de koloniale bevolking. 
  • Charismatische leiders (vaak in Europa opgeleid) speelden een grote rol in het mobiliseren van brede steun.
Leerinhoud 1

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OTI-analyse?
Halverwege de jaren '50 tekende Fritz Behrendt deze cartoon met als titel:
'Weg met het kolonialisme'. 

De personen rechts op de tekening zijn de
Russische leiders Chroestjov en zijn voorganger Boelganin. 
Op het boek staat: 'Stalin' te lezen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OTI-analyse?
  • Spotprent van de Franse tekenaar Pierre Pinatel uit 1954.
  • De titel 'riz-amer' betekent 'bittere rijst'.
  • De figuur op de stoel stelt Frankrijk voor. 
  • De ober is de Franse minister-president Pierre Mendès France. 
  • Op de achtergrond staan, in de rol van koks, verschillende Franse ministers die bij het koloniale beleid betrokken waren. 
  • Met 'de 4de ' wordt de toenmalige Franse Republiek bedoeld.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?
Na WO II: meeste kolonies werden onafhankelijk
<-> dekolonisatie = vaak moeizaam tgv <-> visies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnenonderzoek (p.119-124)
Lees bron 1 tot en met 5. Vul op de tijdlijn (kopie) de ontbrekende gebeurtenissen in en reconstrueer zo enkele belangrijke stappen in het dekolonisatieproces

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In januari 1959 vonden rellen plaats in Leopoldstad. Die rellen versnelden het dekolonisatieproces.
Enkele dagen later kondigde koning Boudewijn de onafhankelijkheid aan.
Herlees bron 3. Hoe merk je in die bron dat de Belgen de onafhankelijkheid toch nog wilden uitstellen?
  • Boudewijn kondigt de onafhankelijkheid wel aan, maar geeft geen concrete datum of tijdlijn mee. De voorwaarden die hij vooropstelt voor de onafhankelijkheid, zijn bovendien niet op korte termijn te realiseren.
Herlees bron 1. In hoeverre is het standpunt van Van Bilsen representatief voor de manier waarop de Belgische elite de toekomst van Belgisch-Congo zag? Gebruik ook andere bronnen om je antwoord te onderbouwen.
  • Het standpunt van Van Bilsen geeft geen representatief beeld van de manier waarop de Belgische elite de toekomst van België zag. Het dertigjarenplan geeft enkel het standpunt van Van Bilsen weer. Uit de andere bronnen (bron 3 en 4) blijkt duidelijk dat zijn visie niet breed gedragen was bij de Belgische elite.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 5.
Vergelijk het beeld dat beide sprekers schetsen over het proces naar onafhankelijkheid.
Wie is volgens hen verantwoordelijk voor de onafhankelijkheid? (p.123)
  • Volgens Boudewijn schonken de Belgen de onafhankelijkheid aan Congo.
  • Volgens Lumumba voerden de Congolezen strijd om de onafhankelijkheid te verwerven.
b Hoe kun je die verschillen verklaren vanuit de standplaatsgebondenheid van beide sprekers? (p.123)
  • Boudewijn vertegenwoordigt de Belgische (ex-)koloniale mogendheid en zijn voorvader Leopold II. Vanuit die positie probeert hij dus een positief beeld van de koloniale periode op te hangen en een positieve relatie met Congo te behouden.
  • Lumumba = premier van Congo en als hoofd van het MNC. Hij wil een beeld opzetten van een moedig en dapper Congolees volk dat heeft gevochten om de onafhankelijkheid te verkrijgen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 5.
c Hoe merk je in de speech van Boudewijn dat de koloniale denkpatronen aan het einde van de jaren 1950 nog sterk aanwezig waren? (p.123)
  • Boudewijn stelt de kolonisatie voor als een proces waarbij de kolonisatoren beschaving en ontwikkeling brachten in de gekoloniseerde gebieden. 
  • Hij benadrukt het werk dat België voor Congo heeft gedaan.
De bronnen die je bestudeerde geven slechts inzicht in de manier waarop een deel van de Congolezen en de Belgen naar de onafhankelijkheid keek. Van wie ontbreekt het perspectief in de bronnen?(p.124)
  • De bronnen tonen vooral het perspectief van elitaire groepen in de Belgische en Congolese samenleving. Het perspectief van ‘gewone’ Belgen en Congolezen ontbreekt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?
  • De Belgische machthebbers waren geen grote voorstanders van de Congolese onafhankelijkheid. Op enkele uitzonderingen na was de Belgische elite er niet van overtuigd dat de kolonisatie ten einde moest komen. 
  • Koloniale denkpatronen, die uitgingen van een ongelijkwaardigheid tussen de Belgen en de Congolezen, waren nog steeds sterk aanwezig onder de Belgen
  • Aan Congolese zijde was er een elite die sterke voorstander was van onafhankelijkheid. Het is op basis van deze bronnen moeilijk te zeggen of die visie gedeeld werd door alle Congolezen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • 2.1 Jaren 1950: het dekolonisatieproces komt geleidelijk op gang
  • Belgisch-Congo: onvrede over de bijdrage aan WO II, maar de onafhankelijkheidsbeweging kwam pas op gang in de jaren 1950.
  • Oorzaken van de trage ontwikkeling:
  • Beperkte sociale mobiliteit: weinig toegang tot hoger onderwijs, nauwelijks Congolezen in belangrijke functies.
  • Beperkte fysieke mobiliteit: moeilijke communicatie tussen gewesten door infrastructuur en uitgestrektheid.
  • De onafhankelijkheidswens groeide eerst bij een kleine Congolese elite.
  • Inspiratie: succes van andere kolonies (bv. Ghana) + Expo 1958:-> confrontatie met het beeld van Europese superioriteit.
  • eind jaren ’50: roep om onafhankelijkheid sterker.
  • België probeerde de controle te behouden<=>onafhankelijkheid onvermijdelijk.
  • Geweld in andere kolonies (bv. Algerije) toonde het risico van uitstel aan.


Leerinhoud 2: (1/2)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 1960: onafhankelijkheid
  • Aanvankelijk beperkte autonomie (bv. lokale verkiezingen) + geen duidelijke plannen voor onafhankelijkheid.
  • Rellen in Leopoldstad (januari 1959): België gedwongen te versnellen.
  • Begin 1960: rondetafelconferenties bepaalden de onafhankelijkheidsdatum (30.6.1960).
  • Gunstige voorwaarden voor België:
  • 1. Verlies van Congolese meerderheid in grote bedrijven.
  • 2. Belangrijke bestuursfuncties bleven in Belgische handen.
  • Nationale verkiezingen in mei 1960 + onafhankelijkheid op 30 juni 1960.
  • President: Joseph Kasavubu.
  • Premier: Patrice Lumumba.
2.3 Dekolonisatieprocessen in andere gebieden
  • Net als België wilden andere Europese landen hun kolonies behouden. (economische en politieke invloed)
  • Soms dekolonisatieoorlogen: Nederland: stuurde troepen naar Nederlands-Indië na onafhankelijkheidsverklaring (1945). -> Onafhankelijkheidsoorlog 1945–1949.
  • Frankrijk: oorlog tegen Algerijnse onafhankelijkheid (1954–1962). (i.e. 'bloedbad van Parijs' 1961) + Frans-Indochina (Cambodja - Laos - Vietnam) terugtrekking 1954.




Leerinhoud 2: (2/2)

Slide 22 - Tekstslide

- 200 doden bij vreedzame betoging
Nasleep:  Harkis (collaborateurs) werden aan hun lot overgelaten door Frankrijk en  genadeloos opgejaagd, gecastreerd, vermoord, aan de honden gevoerd. Ca. 30 - 50 000)
Jordaan L., De Gordiaanse knoop – Doorhakken!, 09 02 1961.
  • In 1961 was de Kongo-crisis compleet. Verschillende belangen doorkruisten elkaar ...
  • De Egyptische president Gamal Nasser pleitte voor een 'Afrikaanse oplossing'. 
  • Eerste minister Joseph Kasavubu en premier Patrice Lumumba waren onderlinge concurrenten. 
  • Moïse Tshombe had zich met Katanga afgescheurd. 
  • Joseph Mobutu was de stafchef van het leger, maar wilde meer. 
  • De Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov aasde op de rijke Kongolese ondergrond. 
  • Het is aan de VN-secretaris Dag Hammarskjöld om het kluwen te ontwarren.


Dag Hammerskjold zou in september 1961 om het leven komen bij een "vliegtuigongeluk". Uit historisch en forensisch onderzoek blijkt dat het vliegtuig zou zijn neergehaald. De vermoedelijke dader was de inmiddels overleden (2007) Belgische huurling - in Katangese loondienst -  Jan van Risseghem.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?
  • Eind jaren 1980: meeste gekoloniseerde gebieden onafhankelijk. 
  • Dekolonisatie,begonnen in Amerika einde 18e eeuw, leek voltooid.
  • Onafhankelijkheid mooier op papier dan in werkelijkheid. => overdracht van de macht slecht voorbereid en te snel uitgevoerd. + Europese landen wilden hun invloed niet kwijt.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnenonderzoek (p.126-131)
Lees bron 1 en 2. Omschrijf het verschil tussen de boodschap van president Nehru (1955) en die van president Boumedienne twintig jaar later (1975). Hoe beoordeelt Boumedienne de dekolonisatie?

  • Nehru pleit voor een totale onafhankelijkheid van de ex-kolonies ten aanzien van hun vroegere moederland. Geen dominantie meer maar samenwerking op voet van gelijkheid. Hij kiest voor een Derde Weg of een weg van ongebondenheid in de Koude Oorlog. 
  • Boumedienne maakt duidelijk dat de ex-kolonies, hoewel ze politiek onafhankelijk zijn, toch nog steeds economisch onderworpen zijn aan de rijke wereld van het Noorden. Omdat het Noorden de prijzen bepaalt, wordt het Zuiden steeds armer. Bijgevolg is de economische wereldorde dus nog steeds onrechtvaardig en ongelijk zoals tijdens de koloniale periode.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Geef voor elke bron een voorbeeld van praktijken die je als ‘neokoloniaal’ kunt beschouwen (p.127/128)
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Voorbeeld neokolonialisme
3
4
5

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Geef voor elke bron een voorbeeld van praktijken die je als ‘neokoloniaal’ kunt beschouwen (p.127/128)
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Voorbeeld neokolonialisme
3
Bij de moord op Lumumba zijn verschillende Belgen betrokken.
België steunde in 1960 de opstand en scheiding van Katanga in Congo om zijn grondstoffen veilig te stellen.
4
5

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Geef voor elke bron een voorbeeld van praktijken die je als ‘neokoloniaal’ kunt beschouwen (p.127/128)
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Voorbeeld neokolonialisme
3
Bij de moord op Lumumba zijn verschillende Belgen betrokken.
België steunde in 1960 de opstand en scheiding van Katanga in Congo om zijn grondstoffen veilig te stellen.
4
Afrikaanse leiders werden financieel afhankelijk van de VS of de Sovjet-Unie en de landen werden satellietstaten van de twee nieuwe grootmachten tijdens de Koude Oorlog.
De Afrikaanse elite zette grondstoffen in de uitverkoop.
5

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Geef voor elke bron een voorbeeld van praktijken die je als ‘neokoloniaal’ kunt beschouwen (p.127/128)
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Voorbeeld neokolonialisme
3
Bij de moord op Lumumba zijn verschillende Belgen betrokken.
België steunde in 1960 de opstand en scheiding van Katanga in Congo om zijn grondstoffen veilig te stellen.
4
Afrikaanse leiders werden financieel afhankelijk van de VS of de Sovjet-Unie en de landen werden satellietstaten van de twee nieuwe grootmachten tijdens de Koude Oorlog.
De Afrikaanse elite zette grondstoffen in de uitverkoop.
5
China startte het project van de Nieuwe Zijderoute, een enorm geheel van infrastructurele werken van 14 000 projecten in 165 landen, vooral in Azië en Afrika, gefinancierd door China en vaak door Chinezen uitgevoerd.
Die projecten moeten de economische banden met China wereldwijd versterken.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Omschrijf welke gevolgen het neokolonialisme had/heeft voor de betrokken volkeren in het Globale Zuiden.
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Gevolgen neokolonialisme
3
4
5

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Omschrijf welke gevolgen het neokolonialisme had/heeft voor de betrokken volkeren in het Globale Zuiden.
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Gevolgen neokolonialisme
3
geweld:
Er braken onrusten uit, wat vaak gepaard ging met geweld, bv. Katanga.
angst voor geweld (burgeroorlogen, staatsgrepen bv. Mobutu)
4
5

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Omschrijf welke gevolgen het neokolonialisme had/heeft voor de betrokken volkeren in het Globale Zuiden.
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Gevolgen neokolonialisme
3
geweld:
Er braken onrusten uit, wat vaak gepaard ging met geweld, bv. Katanga.
angst voor geweld (burgeroorlogen, staatsgrepen bv. Mobutu)
4
kloof rijk/arm: Een kleine groep van de Afrikaanse elite werd schatrijk, net als de kolonisator, terwijl de meerderheid van de bevolking onder de armoedegrens leefde. Er ontstonden (jonge) protestbewegingen die het corrupte karakter van de Afrikaanse politiek uitdaagden en wilden bijdragen aan de structurele menselijke ontwikkelingen op het Afrikaanse continent.
5

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer bron 3 t.e.m. 5.
Bestudeer bron 3 tot en met 5 en lees aandachtig de bijschriften.
Omschrijf welke gevolgen het neokolonialisme had/heeft voor de betrokken volkeren in het Globale Zuiden.
Neokolonialisme
‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat westerse landen ook na de dekolonisatie hun ex-kolonies bleven exploiteren. 
Bron
Gevolgen neokolonialisme
3
geweld:
Er braken onrusten uit, wat vaak gepaard ging met geweld, bv. Katanga.
angst voor geweld (burgeroorlogen, staatsgrepen bv. Mobutu)
4
kloof rijk/arm: Een kleine groep van de Afrikaanse elite werd schatrijk, net als de kolonisator, terwijl de meerderheid van de bevolking onder de armoedegrens leefde. Er ontstonden (jonge) protestbewegingen die het corrupte karakter van de Afrikaanse politiek uitdaagden en wilden bijdragen aan de structurele menselijke ontwikkelingen op het Afrikaanse continent.
5
schuldenberg: China heeft in totaal bijna een biljoen dollar geleend aan zo’n 150 ontwikkelingslanden. Veel van die landen kunnen hun schuld niet betalen. Acht dreigen erin te stikken of vast komen te zitten in een ‘schuldenvalstrik’.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OV 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?
  • Hoewel de kolonies op papier onafhankelijk werden, bleven ze na hun officiële onafhankelijkheid toch sterk afhankelijk van de rijke landen uit het Noorden
  • Vooral economisch veranderde er te weinig: de ex-kolonies blijven tot vandaag de (goedkope) grondstoffen leveren waar bedrijven in het Noorden (duurdere) afgewerkte producten van maken.
  • Bovendien ontleenden ook de nieuwe machthebbers in de meeste ex-kolonies hun macht aan ‘sponsors’ uit het rijke Noorden. Gedreven door handelsbelangen (winst) of ideologie (bv. angst voor het communisme) bleven bedrijven en politici uit dit deel van de wereld zich mengen met het Globale Zuiden.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OTI -analyse

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OTI -analyse

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 De derde weg
  • Na WO II kozen veel pas onafhankelijke landen niet voor het kapitalisme (VS) of communisme (SU), maar voor een ‘derde weg’. ==> de ‘Derde Wereld’.
  • Vandaag vooral negatieve associaties: armoede, conflicten, dictaturen.
  • Centrale vraag: Waarom liep het vaak mis voor deze landen?
3.2 Externe factoren
  • Oude economische wereldorde blijft: Zuiden leverde nog steeds grondstoffen (koffie, cacao, katoen...), het Noorden maakte er winst op.
  • Landen uit het Zuiden werden tegen elkaar uitgespeeld.
  • ==> Gevolg: lage prijzen, blijvende armoede.
  • Invloed van VS en SU bleef groot: leiders in het Zuiden kozen voor "steun" van een van beide kampen.
(lees: inmenging: staatsgrepen, dictaturen, vervalste verkiezingen, politieke moorden)
3.3 Interne factoren
  • In veel ex-kolonies ontstond geen echte democratie.
  • Een kleine elite greep de macht en hield die vast met steun van het buitenland.
  • Investeringen gingen naar macht en controle, niet naar onderwijs, zorg of infrastructuur.
  • Gevolg: groeiende ongelijkheid, opstanden, burgeroorlogen en stilstand.



Leerinhoud 3:

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Keniaanse cartoonist Godfrey Mwampembwa (‘Gado’) staat bekend om zijn politieke cartoons over de Afrikaanse politiek. Deze cartoon verscheen in 1996 in The Daily Nation, een van de grootste kranten in Oost- en Centraal-Afrika.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies