Oefenen thema 1 havo 4

4 Havo  - Thema 1
Inleiding in de biologie 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4 Havo  - Thema 1
Inleiding in de biologie 

Slide 1 - Tekstslide


Startopdracht
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek + pen
  6. Stop met praten als de les begint

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

het verplaatsen van water door een selectief-permeabel membraan, van een plaats met een lage osmotische waarde, naar een plaats met een hogere osmotische waarde.

de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie van die stof, naar een plaats met een lage concentratie van die stof.

laat alle moleculen door.
laat alleen bepaalde moleculen door.
laat niets door.

het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid.

Diffusie
Osmose
Osmotische waarde
Permeabel
Niet-permeabel
Selectief-permeabel

Slide 3 - Sleepvraag

Het plan van vandaag
Thema 1  herhalen
Hoe?
Oefenvragen thema 1 maken
Notities / samenvatten maken met je werkboek erbij
Doel: 
Zorgen dat je Thema 1 van 4H weer helemaal snapt

Slide 4 - Tekstslide

1.
7.
2.
8.
3.
9.
4.
10.
5.
11.
6.
Molecuul
Organel
Cel
Weefsel
Orgaan
Orgaanstelsel
Organisme
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
biosfeer

Slide 5 - Sleepvraag

Tussencelstof
Type tussencelstof en functie afhankelijk van type weefsel:

- celwand --> stevigheid cel
- botweefsel --> stevigheid orgaan
- kraakbeenweefsel --> flexibel

Slide 6 - Tekstslide

Tussencelstof - 
Pak je boek en lees basisstof 1.2  - maak notities in je schrift 

Slide 7 - Tekstslide

Tussencelstof in beenweefsel moet zorgen voor...
A
Beweeglijkheid
B
Stevigheid
C
Goede verbinding
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

Een dijbeen bestaat uit been, kraakbeen, bloedvaten en zenuwen.
Tot hoeveel weefsels en hoeveel organenstelsels behoort een dijbeen?

A
een weefsel en een organenstelsel
B
een weefsel en vier organenstelsels
C
vier weefsels en een organenstelsel
D
vier weefsels en vier organenstelsels

Slide 9 - Quizvraag

Cellen en cel organellen 
Pak je boek en lees basisstof 1.3 en 1.4 . Als je klaar bent ga naar de volgende dia

Dierlijke cel                                                Plantaardige cel 

Slide 10 - Tekstslide

bladgroenkorrel
celmembraan
celkern
vacuole
cytoplasma
celwand

Slide 11 - Sleepvraag

2

Slide 12 - Video

Als appels rijp worden, verandert de schil van kleur.
Welke verandering in de plastiden is hiervan de oorzaak?
A
bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
D
zetmeelkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels.

Slide 13 - Quizvraag

Welke organellen zorgen voor de eiwitsynthese?
A
Ribosomen
B
mitochondriën
C
Plastiden
D
ER

Slide 14 - Quizvraag

Welke twee organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese in het cytoplasma?
A
Ribosomen, ER en Celmembraan
B
Ribosomen en chloroplasten
C
Plastiden
D
Ribosomen en ER

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Link

Membranen 
Pak je boek en lees basisstof 1.5. als je klaar bent ga naar de volgende dia


binas 79D                                  en het boek

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

Transport via blaasjes 


endocytose
exocytose

Slide 21 - Tekstslide

Stel: de paarse bolletjes kunnen kunnen vrij door het membraan bewegen.


Wat is de concentratie paarse bolletjes links en rechts na een lange periode?
A
links: 3% rechts: 9%
B
links: 6% rechts: 6%
C
links: 9% rechts: 3%
D
links: 5% rechts: 7%

Slide 22 - Quizvraag

Welk type molecuul kan op deze manier door het membraan?
A
glucose
B
natrium-ionen
C
vetten
D
zuurstof

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose
Fagocytose

Slide 24 - Sleepvraag

Endocytose
Exocytose

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Video

Isotoon
Hypotoon
Hypertoon
Turgor
Geensplasmolyse
Plasmolyse

Slide 27 - Sleepvraag

Wat is de juiste definitie van osmose?
A
Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie
B
Verplaasting van een stof van hoge naar lage concentratie door een membraan
C
Verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van hoge naar lage concentratie
D
Verplaatsing van water moleculen

Slide 28 - Quizvraag

De tussencelstof bij planten bestaat uit?
A
celwanden
B
plastiden
C
vacuolen
D
niets

Slide 29 - Quizvraag

Als appels rijp worden, verandert de schil van kleur.
Welke verandering in de plastiden is hiervan de oorzaak?
A
bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
D
zetmeelkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels.

Slide 30 - Quizvraag

In het cytoplasma van een zenuwcel is de K+ concentratie veel hoger dan buiten de cel. Welk transportproces maakt het mogelijk dat K+ de cel ingaat?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Passief transport

Slide 31 - Quizvraag


A
De mitochondriën
B
De chromosomen
C
Het ER (Endoplasmatisch Reticulum)
D
De ribosomen

Slide 32 - Quizvraag

Onderdelen in een cel zijn:
1) ribosomen
2) chloroplast
3) celwand
4) grote vacuolen
Welke onderdelen komen alleen voor in plantaardige cellen?
A
Alleen 2
B
1, 2, 3 en 4
C
Alleen 2, 3 en 4
D
Alleen 3

Slide 33 - Quizvraag

Milieu waarin de cel zich bevind
A.
Toestand waar de cel zich in bevindt
B.
Er gaat water de cel in/ uit?
Hypertoon
Isotoon
Hypotoon
Plantaardige cellen:
Sleep de onderdelen naar de juiste plek
A.
B.

Je kunt het verschil tussen osmose bij dierlijke en plantaardige cellen uitleggen
Plasmolyse
Grensplasmolyse
Turgor
In
Uit
Blijft gelijk

Slide 34 - Sleepvraag

Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterconcentratie dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk

Slide 35 - Quizvraag


Voor een onderzoek is 200 ml zetmeeloplossing van 1% nodig.
Hoeveel gram zetmeel en hoeveel gram water moet hiervoor bij elkaar worden gedaan?



Slide 36 - Open vraag


A
De mitochondriën
B
De chromosomen
C
Het ER (Endoplasmatisch Reticulum)
D
De ribosomen

Slide 37 - Quizvraag


Onderzoek naar tuinkerszaden
In de bron staan de 6 stappen van het onderzoek dat Sabine doet in willekeurige volgorde weergegeven. Welke stap hoort bij waarnemingen? Noteer alleen het nummer.



Slide 38 - Open vraag

Licht toe waarom het onderzoek meer valide is als het onderzoekspanel ruikt aan wattenstaafjes in plaats van de oksels zelf?

Slide 39 - Open vraag

In de herfst verkleuren de bladeren van loofbomen. Een leerling merkt op dat de bladeren van een linde waarop het licht van een lantaarn valt langer groen blijven dan de bladeren van dezelfde boom die niet door de lantaarn worden beschenen. De leerling meent dat het langer groen blijven van de bladeren wordt veroorzaakt doordat deze bladeren langer licht ontvangen dan de overige bladeren. Is deze mening een conclusie, onderzoeksvraag of een hypothese?

A
conclusie
B
onderzoeksvraag
C
hypothese
D
resultaat

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de juiste definitie van osmose?
A
Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie
B
Verplaasting van een stof van hoge naar lage concentratie door een membraan
C
Verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van hoge naar lage concentratie
D
Verplaatsing van water moleculen

Slide 41 - Quizvraag

Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterconcentratie dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk

Slide 42 - Quizvraag

In het cytoplasma van een zenuwcel is de K+ concentratie veel hoger dan buiten de cel. Welk transportproces maakt het mogelijk dat K+ de cel ingaat?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Passief transport

Slide 43 - Quizvraag

Welke percentages moeten er worden ingevuld als er osmose is opgetreden?
? %
? %
3 %
3 %
6 %
6 %
9 %
9 %

Slide 44 - Sleepvraag

Leer tips:
  • Besteed aandacht alleen aan begrippen. Maak begrippenlijsten 
  • Neem huiswerk opdrachten door.. 
  • Maak de diagnostische toets. Kijk waar je nog kennis mist en herhaal die.
  • Oefen examenopdrachten
Oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen oefenen

Slide 45 - Tekstslide