1 feb: lezen en les 30

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom klas!

Op tafel:

- leesboek

- map

- pen

- laptop (dicht)

Welkom klas

Telefoon in je zakkie en op tafel. 

Op tafel:

- leesboek

- map

- pen

- laptop (dicht)

Welkom klas

Telefoon in je zakkie en op tafel. 

Vandaag beginnen we met lezen

Pak je leesboek erbij!

Geen leesboek bij je? 

Schrijf 100x op: 

Wat jammer dat ik m'n leesboek niet bij me heb. Volgende keer neem ik het wel mee!

Vandaag donderdag 1 februari:

Huiswerk nakijken les 31

Les 30

Zelf een opdracht maken

Les 31

Schrijf een krul of schrijf het juiste antwoord op. 

Leerdoelen les 30

1. T1: Ik kan hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden.
   
2. T2: Ik kan hoofd- en bijzaken benoemen in een tekst. 
3. T2: Ik kan zelf een woordweb maken van de hoofdzaken.

hoofdzaken

De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken

Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

De hoofdzaken van een tekst vind je in de inleiding en/of het slot. 

Ook iedere alinea heeft een hoofdzaak. Deze vind je in de eerste of laatste zin.

De lay-out (opmaak) van de tekst helpt je ook om de hoofdzaken te vinden. Let op vetgedrukt, of andere kleuren

bijzaken

De niet zo belangrijke zaken in een tekst noem je de bijzaken. 

Dit zijn bijvoorbeeld:

• Voorbeelden en extra uitleg
• Maakt de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen.

Vooral in de alinea's in het middenstuk vind je voorbeelden en extra uitleg

Schrijf op in je map: 

1. Wat is het onderwerp? 

2. Wat zijn de 4 deelonderwerpen?

3. Wat zijn bijzaken?

Schrijf op in je map: 

1. Wat is het onderwerp? 

• Buitensporten

Schrijf op in je map: 

2. Wat zijn de 4 deelonderwerpen?

• Wielersport
• Atletiek
• Watersport
• Wintersport

Schrijf op in je map: 

3. Wat zijn bijzaken?

Schrijf op in je map: 

3. Wat zijn bijzaken?

Dit zijn de voorbeelden van elke sport. 

Schrijf op in je map: 

3. Wat zijn bijzaken?

Dit zijn de voorbeelden van elke sport. 

Dit noemen we een woordweb

Wat is het onderwerp?

Wat zijn de hoofd- en bijzaken?

Zelf aan de slag

Lees de achterkant van je boek.

Maak een woordweb van jouw leesboek. 

Hulpsteunen: 

Wat is het onderwerp?

Wie is de hoofdpersoon?

Wie zijn bijpersonen?

Wat zijn gebeurtenissen die de personen doen of gaan doen?