5.3 Genen en Allelen 2HV

5.3 Genen en Allelen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 118 t/m 126
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe DNA is opgebouwd en hoe het lichaam genen gebruikt, door begrippen als base, basenparen, genen en allelen correct te gebruiken.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent en wat het effect is op het uiterlijk van een organisme.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat een mutatie is, hoe die ontstaat (bijv. door straling of chemicaliën) en welk effect deze kan hebben.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe kanker ontstaat en zich ontwikkelt door het proces van ongecontroleerde celdeling correct te beschrijven.



Huiswerk T5 B3
Opdr. 1 t/m 8, (4)
OF uitdaging
Opdr. 5 t/m 10
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.3 Genen en Allelen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 118 t/m 126
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe DNA is opgebouwd en hoe het lichaam genen gebruikt, door begrippen als base, basenparen, genen en allelen correct te gebruiken.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent en wat het effect is op het uiterlijk van een organisme.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen wat een mutatie is, hoe die ontstaat (bijv. door straling of chemicaliën) en welk effect deze kan hebben.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen hoe kanker ontstaat en zich ontwikkelt door het proces van ongecontroleerde celdeling correct te beschrijven.



Huiswerk T5 B3
Opdr. 1 t/m 8, (4)
OF uitdaging
Opdr. 5 t/m 10

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf
Beloningen
+1 cm2 spiekbriefje = Je mag een spiekbriefje maken voor een toets. Deze begint 1 bij 1 cm groot, per keer dat je dit verdient wordt dat 1 cm meer, tot een max van 4 bij 4 cm groot.
1/3 +0.5 = Als je deze 3 keer verdiend mag je 0,5 optellen bij een biologiecijfer naar keuze.
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd. Je krijgt zelf 2 V's (3 V's levert een 1/3 +0,5 op)
Helaas = Je krijgt maar 1 V.
Straffen
45 min bijwerken= Na school kom je huiswerk maken, dit duurt 45 min of totdat je opgegeven taak af is.
Kleurplaat = Je kiest een kleurplaat, deze kleur je in en je maakt de opdracht die erbij hoort. De eerstvolgende les moet je deze inleveren. niet gedaan is 2 kruisjes.
2/1 kruisjes = Een kruisjes is een X, als je hier 3 van hebt, krijg je automatisch de 45 min bijwerken
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd.
Niks! = Je krijgt geen straf

Slide 2 - Tekstslide

< vooral beïnvloed door >
Genotype
Leefstijl/
Omgeving
Fenotype

Slide 3 - Sleepvraag

Welke genen kom je tegen in een levercel?
A
1x de genen die te maken hebben met de lever
B
2x de genen die te maken hebben met de lever
C
1x alle verschillende genen van een mens
D
2x alle verschillende genen van een mens

Slide 4 - Quizvraag

Welke genen kom je tegen in een zaadcel?
A
1x de genen die te maken hebben met de zaadcel
B
2x de genen die te maken hebben met de zaadcel
C
1x alle verschillende genen van een mens
D
2x alle verschillende genen van een mens

Slide 5 - Quizvraag

Een eicel van een mens bevat ... chromosenparen. (getal)

Slide 6 - Open vraag

Bouw van DNA
Basenpaar
Combinatie A-T of C-G. Andere combinaties zijn in het DNA niet mogelijk
Gen
Vele (vaak duizenden) basenparen samen vormen de informatie voor een gen. 
De volgorde van de basenparen bepaalt de informatie in het gen (bijv. blond of bruin haar).
Base
De 4 bouwblokjes van het DNA:
  • A (adenine)
  • C (cytosine)
  • T (thymine)
  • G (guanine)

Slide 7 - Tekstslide

Genen en eigenschappen
  • Gen = (deel van) de erfelijke informatie van 1 eigenschap
  • Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten
Met deze vergelijking kan het makkelijker worden:
Het complete DNA (je Genotype) = een kookboek.
Een gen = een recept uit het kookboek

Met die recepten kan je lichaam eiwitten maken. 
Deze eiwitten zorgen ervoor dat je lichaam is en werkt zoals het is
!
Voorbeeld:
Je huidskleur (is 1 eigenschap) wordt bepaald door ongeveer 16 genen samen
!

Slide 8 - Tekstslide

Allelen



Allel = Een versie/variant van een gen
Gen = eigenschap         allel = versie van eigenschap


Voorbeelden:


Gen               Allelen
Oogkleur      blauw, groen
Haarvorm     steil, krullend
Lengte          kort, lang
Huidskleur   blank, gekleurd
Voetmaat     40, 42
Oorlel            los, vast
Tongkrullen lukt, lukt niet
neusvorm     wip-, dop-

Als je het vergelijkt met andere dingen:
Gen > Allel
Boom > eik
Hond > labrador
Kat > siamees
Bloem > tulp

Je ziet twee keer gen A op een chromosomenpaar. 
Dit gen gaat over dezelfde eigenschap.
De kleuren zijn anders, dat wil zeggen dat het allel anders is.
De versie van de eigenschap is verschillend
A
Je ziet twee keer gen B op een chromosomenpaar. 
Dit gen gaat over dezelfde eigenschap.
De kleuren zijn hetzelfde, dat wil zeggen dat het allel hetzelfde is.
De versie van de eigenschap is hetzelfde
B

Slide 9 - Tekstslide

Homo- & heterozygoot
Homo = hetzelfde              hetero = verschillend
Homozygoot   > Allelen van één eigenschap hetzelfde 
Heterozygoot > Allelen van één eigenschap verschillend
Elk gen heb je 2x (1 van moeder en 1 van vader), 
Dat betekent dus ook dat je 2 allelen hebt van elk gen in je lichaam.
1 allel heb je van je vader, het andere van je moeder.
Deze twee allelen kunnen hetzelfde of verschillend zijn.
!

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een allel dat te maken heeft met haar?
A
Haarkleur
B
Blond
C
Haarvorm
D
Blauw

Slide 11 - Quizvraag

In welke cellen kom je allelen tegen voor haarkleur?
Kies het meest volledige antwoord
A
Haarcellen
B
Haar- en hoofdhuidcellen
C
Haar-, hoofdhuid- en hersencellen
D
Haar-, hoofdhuid-, hersen- en oogcellen

Slide 12 - Quizvraag

Welke allelen zou je beide kunnen tegenkomen in één zaadcel?
A
Bruin haar Blond haar
B
Blauwe ogen Groene ogen
C
Bruin haar Blauwe ogen
D
Rood haar Blond haar

Slide 13 - Quizvraag

Mutaties
  • Het genotype van een persoon staat vast
  • Mutatie = er verandert/muteert een stukje DNA
  • Mutatie tijdens je leven: Meestal weinig invloed
  • Mutatie in eicel/zaadcel waaruit je ontstaat: mutant
Mutant = organisme waarbij mutatie zich uit in het fenotype.
Alle cellen van het organisme bevatten de mutatie.
voorbeeld: albino
In de meeste gevallen gaat een cel met mutatie dood. 
Daardoor kan deze geen problemen veroorzaken.
Als er toch een probleem ontstaat door mutatie is dat meestal kanker.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Mutaties ontstaan
Mutaties kunnen ontstaan door mutagene invloeden:
  • Zonlicht (UV-straling)
  • Radioactieve straling (bijv. Röntgenstraling)
  • Asbest, rook

Kan ook ontstaan als foutje tijdens celdeling.

Slide 16 - Tekstslide

Kanker
  • Onstaat door mutatie in cel, Niet bacterie/virus
  • Mutatie veroorzaakt ongeremde deling van de cel                                                     > er onstaat een gezwel:
       - Goedaardig: Deelt langzaam, blijft op zijn plek
       - Kwaadaardig: Deelt snel, doordringt weefsels, zaait uit
  • Uitzaaiing > via bloed/lymfe gaan kankercellen naar andere plekken in het lichaam, vormen daar nieuwe gezwellen

Slide 17 - Tekstslide

Ga aan de slag met: T5 B3
  • Blz. 118 t/m 126
  • Opdr. 1 t/m 8, (4)
OF uitdaging
  • Opdr. 5 t/m 10

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Ga aan de slag met: T5 B3
  • Blz. 118 t/m 126
  • Opdr. 1 t/m 8, (4)
OF uitdaging
  • Opdr. 5 t/m 10

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 21 - Tekstslide

Tim zegt: Deze hond is homozygoot.
Dit klopt niet (helemaal), wat moet hij aan deze zin toevoegen/veranderen?

Slide 22 - Open vraag

Opruimdienst
Elke les 3 andere leerlingen
  • Alle tafels recht
  • Geen afval op de grond/tafels
  • Stoelen aangeschoven

Slide 23 - Tekstslide