Les 17 (2 juni, week 23)

Montag, 2. Juni
Woche 23
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Montag, 2. Juni
Woche 23

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • Wiederholung Grammatik

Slide 2 - Tekstslide

Verb + Präposition + Akk./Dat.
In het Duits hebben werkwoorden met een voorzetsel vaak een vaste naamval. Dit is óf de derde óf de vierde naamval.

Je moet de volgende combinaties uit je hoofd leren:

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden met de 3e naamval
- mitmachen bei...
> Jonas macht beim (= bei dem) Fußballspiel mit.
> Mein Freund macht bei den Wahlen mit.

- sich beschäftigen mit...
> In meiner Freizeit beschäftige ich mich gerne mit der Musik aus den 80ern.
> Beschäftigst du dich auch mit dem Thema Weltall?

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden met de 4e naamval
- sich interessieren für...
> Ich weiß, dass meine Mutter sich für die Kunst der Moderne interessiert.

- wissen über... 
> Weißt du viel über das Thema Literatur? 

- sprechen über... 
> Im Unterricht sprechen die Schüler über den Fall des Römischen Reiches. 

- sich freuen auf... 
> Ich freue mich sehr auf die Sommerferien!

Slide 5 - Tekstslide

Arbeitsblatt Verb + Präposition + Akk./Dat.

Slide 6 - Tekstslide

Präposition + Frageartikel 'welch__'
In het Nederlands geldt: 
Om vragen te stellen kun je de constructie "voorzetsel + welk(e)" gebruiken: 

- Met welke vriend(in) ga je het meest om? 
- Voor welk vak heb je dit boek gelezen? 
- Over welke serie weet jij veel? 

Slide 7 - Tekstslide

Präposition + Frageartikel 'welch__'
In het Duits geldt dan: 


m
v
o
mv
mit (+3)
aus (+3)
welchem
welcher
welchem
welchen
für (+4)
über (+4)
welchen
welche
welches
welche

Slide 8 - Tekstslide

Präposition + Frageartikel 'welch__'
In het Duits geldt dan: 


m
v
o
mv
in (+3)
plaats/tijd
welchem
welcher
welchem
welchen
in (+4) 
beweging
welchen
welche
welches
welche

Slide 9 - Tekstslide

Präposition + Frageartikel 'welch__'

Slide 10 - Tekstslide

Präposition seit + Dativ
"Ich wohne seit 5 Jahren in Amsterdam."
"Seit einem Jahr spiele ich Fußball." 

seit = sinds 

Slide 11 - Tekstslide

Präposition seit + Dativ
Na het voorzetsel "seit" volgt altijd een Dativ (= derde naamval).
Deze heb je nodig:

m: seit dem Beginn, seit einem Monat (uitgang -em)
v: seit der Aufklärung, seit einer Woche (uitgang -er)
o: seit dem Mittelalter, seit einem Jahr (uitgang -em)
mv: seit den Ferien, seit drei Jahren (uitgang -en/ +n na znw)

Slide 12 - Tekstslide

Präposition aus + Dativ
"Ich komme aus der Stadt Amsterdam."
"Aus einem Pullover kann man auch ein T-Shirt machen."


aus = uit

Slide 13 - Tekstslide

Präposition aus + Dativ
Na het voorzetsel "aus" volgt altijd een Dativ (= derde naamval).

m: aus dem Leben, aus einem Land (uitgang -em)
v: aus der Schule, aus einer Kleinstadt (uitgang -er)
o: aus dem Buch, aus einem Kleid  (uitgang -em)
mv: aus den Pullovern, aus neuen Röcken (uitgang -en/ +n na znw)

Slide 14 - Tekstslide

Präposition aus + Material
Als je een materiaal noemt, hoeft er geen lidwoord bij.
Bijvoorbeeld:
"Ist die Tasse aus Plastik oder aus Glas?"

aus Glas, aus Keramik, aus Plastik, aus Holz, aus Stoff, aus Leder, aus Metall, aus Stein, aus Stahl, aus Wasser, usw. 

Slide 15 - Tekstslide

Arbeitsblatt Präposition 'seit'/'aus' + Dativ

Slide 16 - Tekstslide