Deutsch

Van boven naar beneden is de Duitse vlag:

A
Zwart – goud - rood
B
Zwart – rood - goud
C
Goud – rood - zwart
D
Rood – zwart - goud
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Van boven naar beneden is de Duitse vlag:

A
Zwart – goud - rood
B
Zwart – rood - goud
C
Goud – rood - zwart
D
Rood – zwart - goud

Slide 1 - Quizvraag


Wat is de hoofdstad van Duitsland?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 2 - Quizvraag


Hoeveel inwoners heeft Duitsland?

A
Ongeveer 10 miljoen
B
Ongeveer 40 miljoen
C
Ongeveer 80 miljoen
D
Ongeveer 150 miljoen

Slide 3 - Quizvraag

Dit is een:
A
Tosti
B
Fladenbrot
C
Pizza
D
Flammkuchen

Slide 4 - Quizvraag

Dit is een:
A
Müncher Brot
B
Hamburger
C
Berliner bol
D
Kaizer Köln

Slide 5 - Quizvraag


Wat is geen Duitse automerk?

A
Audi
B
Porsche
C
Volkswagen
D
KIA

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent de eerste letter op de Duitse kentekenplaat?
A
Hoe oud de auto is
B
Hoeveel BTW betaald moet worden
C
Uit welk stad de auto komt van de eigenaar

Slide 7 - Quizvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 8 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 10 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 11 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 12 - Sleepvraag