vrijdag 18 juni

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :
vakantie
Maak aantekeningen:
Schrijf het woord op, 
de betekenis en 
de voorbeeldzin. 

Slide 2 - Tekstslide

de hoofdzaak
(zelfst. naamw. (znw)
  • de belangrijkste informatie
  • dat wat het belangrijkste is
  • bijvoeglijk. nw: hoofdzakelijk
  • tegenstelling: bijzaak,  detail
  • zin: De hoofdzaak is dat je je schoolwerk kunt doen.
  • zin: De echte hoofdzaken in het leven zijn gezondheid, liefde en geld om te kunnen leven. Veel andere zaken zijn details.

Slide 3 - Tekstslide

inderdaad
  • dit woord gebruik je bij:  bevestiging
  • bij iets dat je ook zo vindt= bij overeenstemming = dezelfde mening hebben, als je het eens bent
  • zin: Het is inderdaad zo dat de inschrijving bij de scholen gedaan moet zijn voor de vakantie begint, dat klopt!
  • zin: 'Inderdaad,  ik vind ook dat kinderen moeten kunnen spelen'. 

Slide 4 - Tekstslide

overnemen
(scheidbaar werkwoord)

  • de taak/het werk van iemand anders gaan doen
  • werkwoord: ik neem over, ik nam over, ik heb overgenomen
  • zin: ik heb het werk van mijn collega overgenomen, nu doe ik haar werk.
  • zin: Als jij mijn werk overneemt, neem ik jouw werk over.

Slide 5 - Tekstslide

reserveren
(werkwoord (ww)
  • voor jou apart houden, alleen voor jou/voor mij 
  • alvast een plek vasthouden voor jou/voor mij
  • werkwoord: ik reserveer, ik reserveerde, ik heb gereserveerd
  • zelfst. nw: de reservering
  • zin: Ik heb een boek gereserveerd bij de boekwinkel.
  • zin: Zullen wij reserveren bij de bioscoop, dan weten we zeker dat we een plek hebben.

Slide 6 - Tekstslide

reeds
  • heeft te maken met tijd 
  • synoniem: al / voorbij gegaan
  • zin: De tijd is reeds voorbij  nu is het te laat om nog voor de toets te leren.
  • zin: De reservering is reeds gedaan, er zijn nu geen plaatsen meer in de bioscoop.

Slide 7 - Tekstslide

De hoofdzaak is........
A
een detail.
B
dat wat het belangrijkste is.
C
de belangrijkste informatie.
D
een bijzaak.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van het woord
de hoofdzaak?
A
het belangrijkste
B
een detail
C
een bijzaak
D
het leukste

Slide 9 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met
inderdaad?
(Er zijn meer antwoorden goed)
A
overeenstemming
B
ja
C
je bent het eens
D
een bevestiging

Slide 10 - Quizvraag

Maak een zin met het woord
inderdaad

Slide 11 - Open vraag

Als je elkaars werk overneemt dan.........
A
doe je niet het werk van iemand anders.
B
doe je de taak/het werk van iemand anders.

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de drie werkwoordsvormen van overnemen?
(aantekeningen!!??)

Slide 13 - Open vraag

In welke zin lees je de betekenis van
reserveren?
A
Ik bel vanavond naar de bioscoop voor een plaats.
B
Ik bel niet hoor, ze hebben vast wel plek.
C
Ik wil graag zeker weten dat ik het boek als eerste kan kopen.
D
Zullen we morgen gaan eten in het restaurant? Dan bel ik nu alvast even.

Slide 14 - Quizvraag

Waar of waarvoor kun je
reserveren?

Slide 15 - Woordweb

Het woord
reeds
heeft te maken met......
A
een antwoord
B
tijd
C
een vraag
D
plaats

Slide 16 - Quizvraag

De reservering is reeds gedaan,
er zijn nu geen plaatsen meer in de bioscoop.

Welk woordje kun je in plaats van... reeds.... gebruiken?

Slide 17 - Open vraag