3.6 voortplanting en zwangerschap

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 2

3.6 voortplanting en zwangerschap

DEZE LES

Wat weet je nog van vorige les?

Uitleg

Zelfstandig werken

JE GAAT LEREN OVER

• hoe de bevruchting van een eicel door een zaadcel plaatsvindt.
  
• hoe een bevruchte eicel uitgroeit tot een foetus.
  
• wat prenataal onderzoek betekent en enkele voorbeelden ervan geven.
  
• de drie fasen van de bevalling.

Wat weet je nog van?

Kennistest

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.

Sekse betekent...

1. Je geslacht: man/vrouw.
2. Je knap voelen.
3. Of je je een man/vrouw voelt.
4. Voortplanten, kinderen maken.

Genderexpressie

Genderidentiteit

Sekse 

Aangetrokken voelen

Dit onderdeel zorgt voor een erectie.

1. nummer 7
2. nummer 8
3. nummer 10
4. nummer 6

Knuffelen, zoenen, elkaars geslachtsorganen aanraken noem je:

1. Vrijen
2. Geslachtsgemeenschap
3. Masturberen
4. Verliefd

Uitleg

Laptops dicht

Aantekeningen

Hoe en waar vind bevruchting plaats

Wat is bevruchting?

Bevruchting is het samensmelten van en eicel met de zaadcel.

De bevruchting

1. rijping eicel in eierstok tot eisprong.
2. Eicel rolt langzaam richting baarmoeder
3. Zaadlozing in vagina.
4. Zaadcellen komen in de eileider bij de eicel.
5. Bevruchting vind plaats in de eileider

optioneel, ondertitel is te wijzigen naar nederlands.

Wel of niet zwanger?

- Zwangerschapshormoon HCG

- Baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten

- Zwangerschapstest

optioneel

Hoe krijgt een embryo voedingsstoffen en zuurstof?

Van embryo naar foetus

Tot en met week 8 spreek je over een embryo.

Daarna als de basis voor alle organen aanwezig zijn, spreek je van een foetus

Hoe ontstaat een tweeling?

Hoe weet je of je kindje gezond is?

Prenataal onderzoek

Onderzoek dat voor de geboorte plaatsvind om gezondheid te controleren.

• Echo
• NIP-test
• Vlokkentest
• Vruchtwaterpunctie

Bij de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) wordt er bloed afgenomen. In dat bloed zit ook een klein beetje DNA van de placenta (moederkoek). Dit DNA is bijna altijd hetzelfde als dat van jouw kind. Het laboratorium kan zo onderzoeken of er bij jouw kind een aanwijzing is voor down-, edwards- of patausyndroom. De test geeft bijna 100% zekerheid. 

Bij een vlokkentest wordt er een heel klein stukje placentaweefsel weggenomen. Dit weefsel ziet er vlokkerig uit, vandaar de naam vlokkentest. Met onderzoek van het weefsel kan worden gekeken of een baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down.

Bij een vruchtwaterpunctie wordt er vruchtwater uit de baarmoeder gehaald om cellen uit het vruchtwater te onderzoeken. Met deze test wordt vastgesteld of de baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down. Ook kan er worden vastgesteld of de baby een aangeboren afwijking heeft, zoals een open ruggetje.

Eindelijk, 

de bevalling

1. ontsluiting

2. uitdrijving

3. nageboorte

40 weken

trimesters

VRAGEN?

Wisselmoment: vragen?

Weektaak

3.6 Voortplanting zwangerschap

Iedereen: A, B

Twee kiezen: C, D of E

Zet deze taak in je agenda