2mh2

Gerund
At the end of the lesson you can apply the rules of the Gerund! 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gerund
At the end of the lesson you can apply the rules of the Gerund! 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op aan deze zinnen?
  • Smoking is forbidden in the barbershop.
  • I look forward to seeing you next week.
  • Could you start doing your homework? 
  • That dress isn't worth buying.
  • He started running.


Slide 2 - Tekstslide

  • -ing staat achter sommige woorden
  • Vraag de leerlingen: Welk woord staat er voor? 
Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' als een soort zelfstandig naamwoord:

 1. Als het onderwerp van de zin.
Example: Biking in the mall is forbidden. 

2. Na voorzetsels
Example: She's fond of cycling.

3. Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.)
Example: I love going to the movies. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' ook als een soort zelfstandig naamwoord:

1. Na werkwoorden die 'begin', 'einde', of 'doorgaan' aangeven. (start, begin, finish, go on, etc.)
Example: Everybody had finished writing

2. Na een aantal andere werkwoorden. (delay, postpone, put off, imagine, consider, avoid, etc) 
Example: I put off learning vocabulary for a whole week.

3. Na een aantal uitdrukkingen. (it's no good, it's no use, it's worth, can't help, to be busy, etc)
Example: She can't help singing all day long. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering
Na oa onderstaande werkwoorden kan je ook het hele werkwoord met 'to' gebruiken.
  1. Start
  2. Begin
  3. Continue 
  4. Like
  5. Love
  6. Hate
  7. Prefer
  8. Stop 

Bijvoorbeeld: I hate getting up early / I hate to get up early. (de betekenis is hetzelfde)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


....(write) in English is easy.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


I love ... (go) out to restaurants.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

That make-up product isn't worth ... (buy)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm looking forward to ... (receive) your letter.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


My mother considers ... (leave) Rob.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


They suddenly stopped ... (run).

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Make your own sentence with a Gerund!

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

WHO
Gebruik je bij personen:

Aren't you the girl who sits next to Suzy? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHICH
Gebruik je bij dieren, dingen of plaatsen:

I live in Canterbury, which is in south of London. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

THAT
That kun je gebruiken i.p.v. who/which, maar alleen als het onderdeel van het onderwerp is. 

The man who visited my birthday is my father.

The man that visited my birthday is my father. 

These boys, who are learning about maths, are students.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

who/which/that weglaten

Je kan who/that/which ook weglaten als het onderdeel van het onderwerp is en als  er een ondwerp + werkwoord achter staat:


That's the man who/that/- she met at the airport.


Maar: That is the singer who won an award.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 19, Lesson 3

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

who/which/that/O?
She sent me a reply, ... simply said: "OK".
A
who
B
which
C
that
D
O

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

who/which/that/O?
She was somebody ... always looked happy.
A
who
B
which
C
that
D
O

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

who/which/that/O?
My sister, ... is 11 years old, is smart.
A
who
B
which
C
that
D
O

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

who, which, that or O?
Here are some songs ... my mother taught me.
A
who
B
which
C
that
D
0

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Next up: weekly task!
Weektaak: 5.3 / 5.4 ex. 24, 25, 29, 30, 31, 31 & 33a




Study grammar lesson 3
Study vocab. lesson 3
Study phrases lesson 4
OR: Listeningtasks 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies