4K, CT1, Elektrische energie H1, H9, H12

CT 1 week




Elektrische energie H1, H9, H12
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CT 1 week




Elektrische energie H1, H9, H12

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomkring
stroom moet rond kunnen om een lampje te laten branden.
symbolen voor een schakelschema 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische Schakelingen
Belangrijk:
  • Gesloten stroomkring
  • Symbolen (Binas tabel 12)




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAT IS EEN SCHAKELING?
Als je een stroomkring maakt met een spanningsbron, een schakelaar en een lampje, noem je dat een SCHAKELING. Het is veel werk om een schakeling levensecht te tekenen. Om het makkelijker te maken teken je een SCHAKELSCHEMA met SYMBOLEN.
SCHAKELSCHEMA

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De spanning (over element) meten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stroomsterkte (door element) meten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meten we de spanning en stroomsterkte in een schakeling?
Voltmeter
Ampèremeter
Waar plaats ik de Ampèremeter in deze schakeling om de stroom door
de draad heen te meten?
--> Serie in de schakeling
Waar plaats ik de Voltmeter
om de spanning over het lampje
te meten?
--> Parallel over het lampje

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurd er met de spanning over de lampjes? Wordt deze verdeeld of blijft deze gelijk?
Serie schakeling
Parallelschakeling

Slide 9 - Tekstslide

Aantal vertakkingen.
Aantal stroomkringen
De serieschakeling
In een serieschakeling geldt het volgende:
  • De spanning (U) over de batterij wordt verdeeld over de beide lampjes. 
  • Hoe meer lampjes je in serie schakelt, hoe meer de spanning verdeeld moet worden.
  • Hoe meer lampjes je schakelt, hoe zwakker de lampjes gaan branden.
  • de stroomsterkte (I) in ampère is overal in de stroomkring even groot!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De parallelschakeling
In een parallelschakeling geldt het volgende:
  • De spanning (U) over de batterij wordt niet verdeeld over de beide lampjes. De spanning over de batterij is gelijk aan de spanning over de afzonderlijke lampjes.
  • Hoe meer lampjes je parallel schakelt, hoe meer de stroomsterkte verdeeld moet worden.
  • Hoe meer lampjes je schakelt, hoe groter de stroomsterkte door de stroomkring wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen

Vermogen = spanning · stroomsterkte

P = U · I
Eenheid van vermogen is W (Watt)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.

Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
                          De formule voor het vermogen is dus:
                                               P = U x I

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.

Een geleider heeft weinig weerstand.

Een isolator heeft veel weerstand.

Weerstand bereken je met wet van Ohm.
R=IU

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand

Weerstand = spanning / stroomsterkte
R = U / I

Eenheid van weerstand is Ω (Ohm)



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
Weerstand geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden
Elk apparaat heeft weerstand
  • meer weerstand → minder stroom
  • minder weerstand → meer stroom

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draadweerstand

Ook de stroomdraden houden de elektrische stroom een heel  klein beetje tegen. Dit noemen we de draadweerstand. De draadweerstand is afhankelijk van drie factoren.

  1. de soortelijke werstand van een stof (deze is bij de vragen gegeven in een tabel). De soortelijke weerstand geven we aan met de letter rho (   ).
  2. de lengte van de draad (lengte = l)
  3. de doorsnede van de draad (doorsnede = A)
ρ

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een weerstand

Hier staat een voorbeeld van een weerstand.

Let op de ringen. Deze weerstand heeft vier ringen, er zijn ook weerstanden met vijf ringen.

De ringen hebben een betekenis welke een

codering is voor de grootte van de weerstand.


We hebben ring 1, 2 (en soms 3)

Daarnaast ring A en B

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


                                       



Weerstandbepalen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische geleidbaarheid:
De elektrische geleidbaarheid geeft aan of een stof elektrische stroom kan geleiden of niet.

Plastic kan dat niet (isolator).
Koper kan dat wel (geleider).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleiders in een stroomkring
Stroomdraden bevatten koper.

Koper geleid elektriciteit.

Koper is een metaal.

Alle metalen kunnen geleiden, de ene iets beter dan de ander

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Capaciteit van een batterij/accu
De capaciteit van een batterij/accu geeft aan hoelang een batterij/accu meegaat. De eenheid van capaciteit is mAh (milli ampère uur) of Ah (ampère uur).

Formule: C = I x t

Hoe groter de batterij/accu, des te groter de capaciteit!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De capaciteit van een oplaadbare batterij

Capaciteit (C) in Ah of mAh
Stroomsterkte (I) in A of mA
Tijd (t) in uren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De capaciteit van een oplaadbare batterij

Capaciteit (C) in Ah of mAh
Stroomsterkte (I) in A of mA
Tijd (t) in uren
Een batterij heeft een capaciteit van 200 Ah. 
Je meet een stroom van 0,20 A.
Bereken: hoeveel uur gaat de batterij mee?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CAPACITEIT

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transformator
Door een transformator kan je de spanning veranderen.

Voorbeeld: transformator (of adaptor) van je laptop.
230 Volt vanuit stopcontact wordt omgezet naar 
minder dan 24 Volt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Formule
UsUp=NsNp
      = spanning primaire spoel
      = spanning secundaire spoel
      = aantal windingen
          primaire spoel
      = aantal windingen
          secundaire spoel
Up
Us
Np
Ns

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement 
Het rendement van de gloeilamp is 5%
Het rendement van de spaarlamp is 25%.

In formulevorm:

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rendement

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meterkast

Hiernaast zie je de onderdelen van een meterkast. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie meten
De elektrische energie die je thuis gebruikt, moet je betalen.
De hoeveelheid energie wordt gemeten met een kWh-meter 
(een kilowattuur meter).

1 kWh = 1000 Watt per uur

Apparaten met een groot vermogen verbruiken dus 
veel energie! Dit kost dus meer geld!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische energie thuis
Om precies te meten hoeveel elektrische energie je gebruikt, zit er in de meterkast een meter die de elektrische energie meet in kilowattuur (kWh).  Zo'n meter noem je een kilowattuurmeter. 
Tegenwoordig wordt de informatie van de kwh-meter door de digitale kwh-meter zelf,  via de elektriciteitskabels doorgegeven  aan de energie-maatschappij.
Kilowattuurmeter
Een apparaat dat de verbruikte elektrische energie meet. Deze vind je vaak in een meterkast.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroom, spanning diagram
Je kunt in plaats van een batterij ook een regelbare voeding gebruiken. Je kunt daarmee de spanning (het aantal Volt) zelf instellen. 

Gelijkspanning = '+ en -' (DC)
Wisselspanning = afwisselend '+ en -' (AC)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroom, spanning diagram 
Als je de spanning verandert over het lampje verandert, neemt de stroomsterkte toe.





De weerstand van het lampje wordt groter als de spanning groter wordt!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GROOTHEID
EENHEID
Spanning
U
volt
V
Stroomsterkte
I
ampère
A
Weerstand
R
ohm
Vermogen
P
watt
W
Elektrische energie
E
joule
J
Tijd
t
seconden
s
Capaciteit
C
ampèreuur
Ah

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies