Paragraaf 3

Paragraaf 3
Uiteenzetting, betoog en beschouwing


Daphne, Erwin, Lynn B, Jens, Giel, Teun, Wieke en Noah
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3
Uiteenzetting, betoog en beschouwing


Daphne, Erwin, Lynn B, Jens, Giel, Teun, Wieke en Noah

Slide 1 - Tekstslide

Betoog door Daphne
Het doel van een betoog is overtuigen, de schrijver wil dat zijn lezers zijn mening overnemen. Die mening is de hoofdgedachte van de tekst. De schrijver geeft argumenten voor zijn mening en probeert argumenten tegen zijn mening te weerleggen. Hij gebruikt meestal subjectieve argumenten voor zijn standpunt.
Vaak begint een betoog met een anekdote die het standpunt duidelijk maakt, daarna worden in het middenstuk argumenten aangegeven en tenslotte wordt er in het slot een conclusie gegeven om nog extra duidelijk te maken dat het standpunt van de schrijver het beste is.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Betoog door Jens
Het korte betoog hiervoor, dat over rijden onder invloed gaat, is een perfect voorbeeld van een betoog; in de inleiding staat namelijk een anekdote die het standpunt duidelijk maakt, in het middenstuk worden argumenten gegeven waarom de schrijver het gevaarlijk vindt om onder invloed te rijden en in het slot wordt er een conclusie gegeven

Slide 4 - Tekstslide

Beschouwing door Erwin
In een beschouwing geeft de schrijver voor- en nadelen over een onderwerp zodat de lezer aan het eind van de tekst zijn eigen mening kan vormen (opiniëren). De schrijver geeft ook zijn eigen mening dit kan wel invloed hebben op de lezer zijn mening maar er is genoeg ruimte om de lezer zijn eigen mening te laten vormen. 

Slide 5 - Tekstslide

Beschouwing door Lynn
Het doel hiervan is om de lezer over iets na te laten denken. Daarom gebruikt de schrijver ook meningen van bijvoorbeeld deskundigen en betrokkenen, de oorzaken en gevolgen en eventuele oplossingen. Een voorbeeld van een hoofdgedachte is: “Hoewel de deskundigen vinden dat er een avondklok moet komen, zijn de meningen hierover verdeeld.”

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Uiteenzetting door Giel
In de uiteenzetting hiervoor is goed te herkennen wat een uiteenzetting inhoud. In de inleiding wordt een vraag gesteld die later in de tekst beantwoord en toegelicht wordt. In de conclusie zie je dat de schrijver een constatering maakt die onderbouwt is door de alinea’s ervoor.

Slide 8 - Tekstslide

Uiteenzetting door Teun
Bij een uiteenzetting probeert de schrijver zijn lezers te informeren. De schrijver probeert dan een bepaald onderwerp objectief uit te werken. In een uiteenzetting beantwoord de schrijver een vraag of geeft hij bijvoorbeeld oplossingen voor een bepaald probleem. Een uiteenzetting bestaat vooral uit feiten en toelichting op bepaalde voorbeelden. De hoofdgedachte van een uiteenzetting is over het algemeen een constatering (= het vaststellen van een feit of verschijnsel). Bijvoorbeeld: ‘Technische studies zijn hun nerd-achtige imago kwijtgeraakt’.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
Opiniëren
B
Overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke van de 3 tekstsoorten hoort het tekstdoel informeren?
A
Beschouwing
B
Betoog
C
Uiteenzetting

Slide 11 - Quizvraag

In welke tekstsoort komt de mening van de schrijver terug in de hoofdgedachte van de tekst?
A
Beschouwing
B
Uiteenzetting
C
Betoog

Slide 12 - Quizvraag