SVH Leermeester dag 2

SVH Leermeester dag 2
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 95 min

Onderdelen in deze les

SVH Leermeester dag 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen

  • Wat weten we nog van de vorige keer?
  • Theorie Communicatiemodel
  • Werken met verschillende soorten gesprekken
  • Proefexamen (theorie)
  • Inwerkprogramma en opleidingsfase invullen portfolio
  • Planning bespreken 

Slide 2 - Tekstslide

Onder kerntaken verstaan we de verschillende handelingen om een techniek uit te voeren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Kerntaken
Onder kerntaken verstaan we de taken in een beroep die steeds weer terugkomen en die een medewerker zelfstandig moet kunnen uitvoeren. Als leermeester moet je aantoonbaar competent zijn in het uitvoeren van de kerntaken. Jij bent tenslotte het aanspreekpunt voor de student en degene die de leerling vaktechnieken en vaardigheden bijbrengt.

Slide 4 - Tekstslide

Werkprocessen
De verschillende handelingen om een kerntaak uit te voeren. Om een werkproces goed uit te kunnen voeren moet je over een aantal competenties beschikken. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de BPV-Periode?
A
De periode waarin SBB nagaat of het onderwijs van de school aansluit op de beroepspraktijk
B
De periode na de opleiding van de leerling waarin hij een baan gaat zoeken
C
De leerwerkplek van de leerling in het mbo, ook wel stage of leerbaan genoemd

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt als leerbedrijf alleen een SBB-erkenning nodig als je werkt met leerlingen of stagiaires van een mbo-opleiding.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Als een student uit het voortgezet speciaal onderwijs of uit het praktijkonderwijs komt, heeft het leerbedrijf ook een SBB-erkenning nodig. 

Slide 11 - Tekstslide

Erkend leerbedrijf worden
  • Goede en veilige werkplek die aansluit bij de opleiding van de student
  • Student moet werkzaamheden kunnen beoefenen voor het beroep waarvoor hij in opleiding is
  • Binnen het erkende leerbedrijf moet een praktijkopleider aanwezig zijn: SVH Leermeester
  • de leermeester werkt samen met de school van de student, SBB en andere partijen waarmee de student te maken heeft om zijn opleiding succesvol te kunnen afronden
  • Daarnaast moet het leerbedrijf akkoord gaan met het vermelden van de bedrijfsgegevens op de website www.stagemarkt.nl

Slide 12 - Tekstslide

Zodra het leerbedrijf voldoet aan alle punten kun je een erkenning aanvragen bij de
A
Scholen in de regio
B
SBB
C
Gemeente

Slide 13 - Quizvraag

De erkenning wordt verleend op
A
Persoonlijk niveau
B
Vestigings/ afdelingsniveau

Slide 14 - Quizvraag

De erkenning is
A
2 jaar geldig
B
4 jaar geldig

Slide 15 - Quizvraag

Als een leerbedrijf SBB erkenning krijgt mag de leermeester leerlingen opleiden voor alle kwalificaties
(bijv. kok, gastheer-/vrouw, etc.)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Voor een optimale samenwerking tussen het leerbedrijf en de opleiding stellen scholen vaak een begeleider aan. Wat is de term hiervoor?
A
entreedocent
B
stageleraar
C
BPV docent

Slide 17 - Quizvraag

Het leerbedrijf kan bij calamiteiten of klachten contact opnemen met de bpv-docent / -begeleider. Tevens spreekt de bpv-docent met de praktijkopleider en de student over de voortgang. 

Slide 18 - Tekstslide

Samenwerking met andere partijen
Als leermeester kun je, naast SBB, terecht bij verschillende organisaties voor informatie over de rol van leermeester. Deze organisaties kunnen je bijstaan met informatie en eventuele veranderingen in de branche die van belang kunnen zijn in jouw begeleidende rol.  

Slide 19 - Tekstslide

Een kwalificatiedossier bestaat uit een basisdeel en één of meerdere profieldelen. Het profieldeel beschrijft de beroepsgerichte onderdelen van de kwalificatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Kwalificatiedossier
De beroepsspecifieke onderdelen zijn uitgewerkt in kerntaken en werkprocessen. Deze onderdelen vormen het profieldeel. In het generieke onderdeel staan de eisen voor taal, rekenen, loopbaan en burgerschap.

Slide 21 - Tekstslide

Leven Lang Ontwikkelen is een thema dat is opgezet vanuit de overheid. Hiermee wil de overheid volwassenen stimuleren om zichzelf te blijven ontwikkelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Leven Lang Ontwikkelen richt zich op scholing van zowel werklozen als volwassenen met een baan en moet het voor volwassenen gemakkelijker maken om deeltijdopleidingen te volgen.

Slide 23 - Tekstslide

Een bbl-student moet tenminste 200Een bbl-student moet tenminste 200
Een bbl-student moet tenminste ....(1)..
 uur onderwijs op school krijgen en tenminste ......(2).....
 in de beroepspraktijk. 

De leerling gaat meestal vier dagen naar het leerbedrijf en één dag naar school.
Zodra je als erkend leerbedrijf met een bbl-student gaat werken, gaat het bedrijf een ........(3).....   aan. De opleiding van de student stelt een ........(4)........
 op. 
Daarnaast heeft de student ook een onderwijsovereenkomst met de school. 

Als de praktijkovereenkomst eindigt, ......(5)...... 
 de onderwijsovereenkomst...................
Een veilige werkomgeving voor de leerling is vastgelegd in de ......(6)....
Daarnaast heeft het leerbedrijf te maken met de .....(7).........

Slide 24 - Tekstslide

niet

Slide 25 - Tekstslide

Communicatiemodel
Communiceren en ZBMO-model

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

We spreken van ruis als de communicatie door een bepaalde oorzaak niet goed ontvangen wordt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Ruis
Interne ruis wordt dus veroorzaakt door interne factoren bij de ontvanger. Ook hiervoor geldt dat je als zender van de boodschap niet altijd alles in de hand kan hebben. Je kan wel rekening houden met de volgende aspecten:
  • Formuleer jouw mededeling zo helder en duidelijk mogelijk.
  • Zorg dat de beginsituatie helder is.
  • Ga na of er leerlingen zijn die de noodzakelijke voorkennis niet hebben.
  • Ga er niet van uit dat iedereen onmiddellijk weet wat je bedoelt.
  • Geef geen ruimte voor verwarring.
  • Sluit altijd af met een korte samenvatting.

Slide 30 - Tekstslide

Er zijn twee soorten ruis in communicatie: interne ruis en externe ruis. Interne ruis wordt veroorzaakt door
A
de ontvanger
B
de zender
C
het kanaal

Slide 31 - Quizvraag

Referentiekader
Voor een groot deel ontstaat interne ruis door hoe jij tegen jouw omgeving aankijkt. Dit noemen we interne filters of jouw referentiekader. 
Je referentiekader wordt onder andere gevormd door je persoonlijkheid, normen en waarden, herinneringen en angsten.

Slide 32 - Tekstslide

                                               Waarnemen, interpreteren en oordelen


Waarnemen
: is een puur fysiek activiteit, je ziet, hoort, ruikt iets. Een waarneming is objectief

Interpreteren: is het toekennen van een betekenis aan wat je hebt waargenomen. Dit heeft onder andere te maken met jouw referentiekader, de situatie en jouw gemoedstoestand.

Oordelen: gaat verder dan interpreteren. Je koppelt je mening aan wat je waarneemt en beoordeelt het bijvoorbeeld als goed of fout, mooi of lelijk, leuk of vervelend. Een oordeel is subjectief.

Slide 33 - Tekstslide

0

Slide 34 - Video

Wat is het meest belangrijk bij communicatie?
  • Woorden?
  • Stem?
  • Lichaamstaal

Slide 35 - Tekstslide

  • Woorden 
  • Stem: toon, intonatie, snelheid, pauzes, ademhaling .... 
  • Lichaamstaal : houding, gebaren, ogen, knipoog... 

Slide 36 - Tekstslide

Verbale en non-verbale communicatie

Non-verbale communicatie is alle communicatie die niet loopt via woorden of taal.

  • Lichaamshouding
  • Oogcontact
  • Gebaren en mimiek
  • Beweging
  • Kleding
  • Klank van je stem







Slide 37 - Tekstslide

Verbale en non-verbale communicatie

Het doorgeven van informatie via een mondelinge of schriftelijke boodschap heet verbale communicatie. 

= stemgebruik 
= taalgebruik








Slide 38 - Tekstslide

Een mailtje sturen is een voorbeeld van
A
verbale comminicatie
B
non-verbale communicatie

Slide 39 - Quizvraag

iemand de hand schudden is een voorbeeld van
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie

Slide 40 - Quizvraag


Verbaal + Vocaal = gesproken taal
Verbaal + Non vocaal = gebarentaal
Non-verbaal + vocaal = stemtaal (stemklank, intonatie)
Non-verbaal + non-vocaal = lichaamstaal, mimiek, oogcontact, ondersteundende gebaren

Slide 41 - Tekstslide

Communicatieve vaardigheden zijn dus essentieel voor het opleiden van een leerling. Goed communiceren betekent interesse tonen in de ander en oprecht aandacht geven. Iedereen wil gehoord, gezien en begrepen worden. Door voor een goede wisselwerking te zorgen tussen jou en de leerling kom je tot het beste resultaat.

Slide 42 - Tekstslide

Het aanmoedigen van de leerling om zijn verhaal te vertellen kunnen we verdelen in verbaal en non-verbaal. Wat zijn voorbeelden van non-verbale aanmoedigingen?
(meerdere antwoorden zijn goed)
A
Knikken met je hoofd
B
Een korte reactie geven: "hmmm, ja"
C
Enkele woorden op een vragende toon herhalen
D
Subtiele handgebaren

Slide 43 - Quizvraag

Verschillende soorten gesprekken
Pagina 53

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Gesprek uitleggen
Je krijgt een gespreksvorm toegewezen waarmee jij aan de slag gaat. Vervolgens ga je je bevindingen uitleggen aan een medestudent:
Voorkennis
 [1.3] Je controleert de voorkennis van de leerling over de te leren vaardigheid/taak.
 [1.3] Je gebruikt hierbij verschillende soorten vragen om een duidelijk beeld te krijgen
van de voorkennis
timer
45:00

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht
Je gaat de kenmerken van een gesprek uitzoeken. Wat zijn de valkuilen, wie is gespreksleider, is er een agenda? Wat zijn de tips, hoe vaak voer je deze gesprekken etc
timer
45:00

Slide 47 - Tekstslide