2.5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"

2.5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

2.5.1 Je kunt uitleggen dat neutraliseren en ontkalken zuur-basereacties zijn.
2.5.2 Je kunt van een gegeven zuur-basereactie het reactieschema geven.
2.5.3 Je kunt een indicator gebruiken om met een kleuromslag het eindpunt van een neutralisatiereactie zichtbaar te maken.
2.5.4 Je kunt uit het resultaat van een titratie de concentratie van een zure of basische oplossing berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog ?

Slide 3 - Tekstslide

Welke kleur wordt fenoftaleine als hij met een zuur wordt gemengt?
A
Wit
B
Kleurloos
C
Roze
D
Rood

Slide 4 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
Schoonmaakazijn

Slide 5 - Quizvraag

Welke kleur geeft een rood lakmoespapiertje in basisch milieu?
A
Rood
B
Blauw
C
Paars
D
Groen

Slide 6 - Quizvraag

Zeep verwijdert vuil en vetvlekken.
Bij het wassen hechten
zeepdeeltjes aan vuildeeltjes.
Welke tekening is juist?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 7 - Quizvraag

Op een fles verfverdunner staat:
Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid.
Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
D
C
B
A
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zuurder een oplossing is hoe ... de pH
A
hoger
B
lager

Slide 9 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 10 - Quizvraag

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
verfresten verwijderen
C
nagellak verwijderen
D
Kalk verwijderen

Slide 11 - Quizvraag

Ontzuren
Als je een basische stof aan een zure stof toevoegd, noem je dat ontzuren. Je brengt de pH van een lage waarde hogerop door er een stof met een hogere pH aan toe te voegen. 


Slide 12 - Tekstslide

Neutraliseren
Een zure oplossing kun je neutraal maken door er een basische stof aan toe te voegen tot de pH 7 wordt. 

Dat punt noem je het omslagpunt.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Omslagpunt door titratie
Het omslagpunt kun je zichtbaar maken. Je doet dit door een indicator voor een basische stof aan een zuur toe te voegen. 

Je ziet dus eerst niets aan de stof. Maar op het punt dat de zure stof in een base gaat veranderen , geeft de indicator een kleur verandering. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Titreren
Je ziet dus dat je bij titreren nauwkeurig de begin en de eindstand van de base af moet lezen. Je moet natuurlijk weten hoeveel base je bij het zuur hebt gevoegd. 

Als je de eindstand van de beginstand aftrekt heb je de hoeveelheid base die je hebt gebruikt. Hiermee kun je de concentratie uitrekenen. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld (schrijf mee !!!!)
Azijn bevat azijnzuur. Dit kun je neutraliseren door er natronloog aan toe te voegen. 

Gegeven: Er is 1 mL natronloog nodig om 58 mg azijnzuur.  te neutraliseren.
Gevraagd: Hoeveel mg azijnzuur bevat de oplossing als je 18 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren. 



Natronloog is een basische oplossing die je kunt maken door vloeibare gootsteenontstopper op te lossen. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld 
Volgens de warenwet moet in azijnzuur minimaal 1000mg azijnzuur zitten per 25 ml. 
Voor de titratie van 25 ml azijnzuur heb ik 20 ml natronloog toegevoegd.
Gegeven: 1 mL natronloog = 55 mg azijnzuur. 
Gevraagd: Voldoet deze azijnzuur aan de warenwet en waarom? 


Slide 19 - Tekstslide

Vragen

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag !!
  • Lees de lesstof nogmaals door en maak  ONLINE de bijbehorende opdrachten.
  • Je mag alleen RUSTIG overleggen met je buurman/buurvrouw.
  • Als je klaar bent maak je online test jezelf. Daarna mag je iets voor jezelf doen. Niet op je telefoon en rustig
  • Ben je niet klaar dan is dit je huiswerk.

Slide 21 - Tekstslide

Tips en tops ??

Slide 22 - Open vraag