3D les 22-08

Le vendredi 22 septembre
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Le vendredi 22 septembre

Slide 1 - Tekstslide

Plan du cours
1. Les but du cours
2. Prononciation des mots  
3. Grammaire I herhalen + Grammaire II uitleg
4. Travailler seul
5. Quiz sur les mots
6. Doelen bereikt? 

Slide 2 - Tekstslide

1. Les buts du cours
Les buts du cours: 
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend (uitspraak), 
-Je kan de werkwoorden être, avoir, de -er werkwoorden in le présent vervoegen, 
Je kan een werkwoord in le passé-composé vervoegen.



Slide 3 - Tekstslide

2. Prononciation des mots
Prends ton livre à la page 38 et lis les mots apprendre 6
Attention à la prononciation.

Slide 4 - Tekstslide

3a. Grammaire I
AVOIR (hebben)    ÊTRE (zijn)                Werkwoorden op -er
J'ai                              Je suis                         ww zonder er +e
Tu as                           Tu es                             ww zonder er   +es
Il, elle, on a               Il, elle, on est             ww zonder er +e
Nous avons             Nous sommes          ww zonder er +ons
Vous avez                 Vous êtes                    ww zonder er +ez
Ils, elles ont              Ils, elles sont             ww zonder er +ent

Slide 5 - Tekstslide

3b. Le passé-composé met avoir
-Het bestaat uit een hulpwerkwoord (avoir of être) en een voltooid deelwoord (p. 157).
-Het voltooid deelwoord van een -er werkwoord is é. j'ai dansé

Er zijn 5 uitzonderingen met avoir als hulpwerkwoord
être: j'ai été        prendre (nemen): j'ai pris       vouloir: j'ai voulu
avoir: j'ai eu        faire (doen, maken): j'ai fait

Slide 6 - Tekstslide

3c. Le passé-composé met être
Deze werkwoorden hebben être als hulpwerkwoord
aller (allé),             venir (venu),          arriver (arrivé),      partir (parti), 
entrer (entré),      sortir (sorti),        monter (monté),  
descendre (descendu),           rester (resté),       rentrer (rentré), 
retourner (retourné),    et  tomber (tombé). 

Je past altijd het v.d aan het onderwerp: +e (v.), +s (meervoud)

Slide 7 - Tekstslide

4. Travailler seul
Ecouter : Faire exercices 12 (k) et 13 (k)
Grammaire II:  16A t/m 16C



Tu as fini? 
Maak je Picozine opdracht af. 
Apprendre les mots appr. 6 p. 38.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

2a.Herhaling Grammaire I
-De onregelmatige werkwoorden: être + avoir (samen herhalen)
-De -er werkwoorden (tip*: "er" afhalen + uitgangen toevoegen)
-Le passé-composé (voltooid tegenwoordige tijd p. 157) + l'imparfait (onvoltooid verleden tijd p. 159) . 


*Een ESkimo Eet ONS EZeltje En Trecht

Slide 9 - Tekstslide

2b.Le passé-composé
-Avoir/ Être in le présent vervoegen + er werkwoorden = é
Bijvoorbeeld: ik heb gegeten = j'ai mangé (eten=manger) 

-Werkwoorden dat je moet kennen! 
Faire (doen) -> avoir + fait               Avoir: avoir + eu (ik heb gehad)
Être -> avoir + été                                 *In le P.C moet je een extra e/s
Aller (gaan) -> être + allé(e)*            toevoegen als je être gebruikt.

Slide 10 - Tekstslide

2c. L'imparfait (onvoltooid v.t)
1. Neem de nous-vorm van het werkwoord in le présent
2. Haal "ons" af. -> Nous faisons = fais
3. Schrijf de uitgangen aan het eind van het werkwoord. 
Bijvoorbeeld: fais + ais/ais/ait/ions/iez/aient
Et voilà je kunt een werkwoord in l'imparfait vervoegen!.

Slide 11 - Tekstslide

1. Heb je de doelen behaald?
Les buts du cours: 
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend (uitspraak), 
-Je kan de werkwoorden être, avoir, de -er werkwoorden in le présent vervoegen, 
Je kan een werkwoord in le passé-composé vervoegen.



Slide 12 - Tekstslide