TaalCompleet A2 les 5.6

TaalCompleet A2 les 5.6
Scholen van vroeger en nu
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 les 5.6
Scholen van vroeger en nu

Slide 1 - Tekstslide

54. Bespreek samen
1. Op welke leeftijd ging jij naar de basisschool? Vond je het daar leuk?
2. Wanneer vind jij iemand een goede meester of juf?
  • Als hij of zij streng is
  • Als hij of zij duidelijk kan uitleggen
  • Als hij of zij voor alle kinderen aandacht heeft
  • Als hij of zij vaak de computer gebruikt in de klas
  • Als hij of zij veel boeken leest in de klas

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Maak opdracht 56 zelfstandig. Hiervoor moet je de tekst op bladzijde 187 lezen. 

Klaar? 5.6 online maken

Slide 3 - Tekstslide

57.1 Welk woord past niet in het rijtje?
A
Verdienen
B
Aanmelden
C
Het salaris
D
Het geld

Slide 4 - Quizvraag

57.2 Welk woord past niet in het rijtje?
A
Het mbo
B
het onderwijs
C
het bedrijf
D
De opleiding

Slide 5 - Quizvraag

57.3 Welk woord past niet in het rijtje?
A
De politiek
B
De overheid
C
De regering
D
De activiteit

Slide 6 - Quizvraag

57.4 Welk woord past niet in het rijtje?
A
Bijzonder
B
Raar
C
Speciaal
D
Gewoon

Slide 7 - Quizvraag

57.5 Welk woord past niet in het rijtje?
A
De begrafenis
B
Gefeliciteerd
C
Dood
D
Gecondoleerd

Slide 8 - Quizvraag

57.6 Welk woord past niet in het rijtje?
A
Slagen
B
Streng
C
Het examen
D
Zakken

Slide 9 - Quizvraag

58.1 Welke zin is goed?
A
Zij werken met machines.
B
Zij praten met machines.

Slide 10 - Quizvraag

58.2 Welke zin is goed?
A
Alle kopjes staan in de wet.
B
Alle regels staan in de wet.

Slide 11 - Quizvraag

58.3 Welke zin is goed?
A
Zij wil mijn hand vasthouden.
B
Hij wil de auto vasthouden.

Slide 12 - Quizvraag

58.4 Welke zin is goed?
A
De brandweer geeft het vuur straf.
B
De leraar geeft de leerling straf.

Slide 13 - Quizvraag

58.5 Welke zin is goed?
A
Hij staat in de hoek van de kamer.
B
Hij staat in de hoek van zijn studie.

Slide 14 - Quizvraag

58.6 Welke zin is goed?
A
Je mag die hond niet slaan.
B
Kun je voor mij de aardappels slaan?

Slide 15 - Quizvraag

58.7 Welke zin is goed?
A
Hij is geslaagd voor zijn stok.
B
De oude man loopt met een stok.

Slide 16 - Quizvraag

58.8 Welke zin is goed?
A
Met deze fabriek maak je koffie.
B
In deze fabriek maken ze tafels.

Slide 17 - Quizvraag

59. Hoor je het woord of de zin?

Slide 18 - Tekstslide