1M T4 Grammar

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welcome everybody, to the old days! We're going to be picking up these online classes the way we left them.

All you need the coming week and a half is your book and LessonUp.

Slide 2 - Tekstslide

Reading test
Your reading test is no longer going to take place before the holiday. We will do that as soon as we can after the holiday!

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMAR
Planning for today:

Slide 4 - Tekstslide

We talked about the ''articles'' the past weeks. What are ''articles'' again in Dutch?

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn de Nederlandse lidwoorden?
A
De/een
B
De/het
C
Een/het/geen
D
De/het/een

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de Engelse lidwoorden?
A
The/a
B
The/an
C
The/a/an
D
A/an

Slide 7 - Quizvraag

True or false?
Het lidwoord ''the'' kun je gebruiken voor alle woorden.
A
True
B
False

Slide 8 - Quizvraag

Voor woorden die beginnen met een klinkerklank (a, e, o, i, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

Voor alle woorden die beginnen met een medeklinkerklank (b, c, d, f, g, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

Articles
The = de/het, voor alle woorden bruikbaar. 
Voorbeeld: The car, the girls, the glass, the apple, the oranges

A/an = een, niet bruikbaar voor meervoud!
Voorbeeld a: a bear, a pineapple, a uniform
Voorbeeld an: an orange, an easter egg, an hour

Slide 11 - Tekstslide

Practise: a or an?

... pen
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

Practise: a or an?

... unit
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

Practise: a or an?

... opening
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

Next subject: The Present Continuous
De present continuous gebruik je om te zeggen dat je iets aan het doen bent.

Ik ben aan het lopen. = I am walking.
Hij is aan het typen. = He is typing.
Ik ben aan het eten. = I am eating.
Zij zijn aan het joggen. = They are jogging.

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijk: het werkwoord ''to be''
To be heeft meerdere vormen in het Engels, net als het Nederlandse werkwoord ''zijn''.
Ik
ben
Jij
bent
Hij/zij/het
is
Wij
zijn
Zij
zijn
I
am
You
are
He/she/it
is
We
are
They
are

Slide 16 - Tekstslide

Een present continuous maken
Voor een present continuous moet je twee dingen gebruiken:
to be (dus am/is/are)
Het werkwoord op -ing

Voorbeeld: He is singing along.
They are walking there.

Slide 17 - Tekstslide

Kies de present continuous:

I ................................ to school.
A
cycle
B
is cycling
C
am cycling
D
cycling

Slide 18 - Quizvraag

Kies de present continuous:

They ............................... a song.
A
singing
B
is sing
C
are sing
D
are singing

Slide 19 - Quizvraag

Kies de present continuous:

It ............................. cats and dogs!
A
rains
B
is raining
C
are raining
D
raining

Slide 20 - Quizvraag

Hoe maak je nou een present continuous?
Noem er ook een voorbeeld bij!

Slide 21 - Open vraag

Wat heb je vandaag
geleerd?

Slide 22 - Woordweb

Thanks for today, see you next week!

Slide 23 - Tekstslide