Comparatives & Superlatives

Plan for today
- Grammar: Comparatives & superlatives                              (15 min)
- Language portfolio 4 final assigment                                   (15 min)
- Desert Island game                                                                        (10 min)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Plan for today
- Grammar: Comparatives & superlatives                              (15 min)
- Language portfolio 4 final assigment                                   (15 min)
- Desert Island game                                                                        (10 min)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals
We will practice with comparatives and superlatives
You will understand the final language portfolio assignment

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives & superlatives

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 4 - Tekstslide

De grammatica regel die je gebruikt om dingen met elkaar te vergelijken
Comparatives and superlatives
Woorden van 1 lettergreep (korte woorden):
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives and superlatives
1.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e,
gebruik dan -r en -st.
large
larger
largest
Spellingsregels:

2.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker + y,
gebruik dan -ier en -iest.
happy
happier
happiest

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden verwijzen naar personen, dieren en dingen. In de meeste gevallen zijn dit de woorden waar je 'de', 'het' en 'een' voor zet.
Comparatives and superlatives
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives and superlatives
Bij lange woorden gebruik je
- Comparative: more
- Superlative: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives and superlatives
good
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad
worse
worst
much/many
little
more
less
most
least

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Who is the (rich) ...
woman on earth?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is your ... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The ... (little) you can do is study for the tests.
A
leasest
B
least
C
littlest
D
less

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
My grade is ...(good) than yours.
A
beter
B
gooder
C
better
D
more good

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
Ronald is much more ... than Rupert.

A
more helpful
B
helpfuller
C
more helpfull

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
French is ...(difficult) than English.
A
difficulter
B
more difficult
C
more difficulter
D
most difficultest

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Superlatives:
This is ......... film I have ever seen.
A
the scarier
B
the more scary
C
the most scary
D
the scariest

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
My father is ...(nice) than yours.
A
nicer
B
more nice
C
nicest
D
most nice

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
My dog is ...(scary) than yours.
A
scarier
B
more scary
C
scaryer
D
most scary

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparatives:
My burger is ...(big) than yours.
A
big
B
more big
C
biger
D
bigger

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Well done!
Sluit je laptop af en luister naar de uitleg over het taalportfolio

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies