aller, faire, devoir

Aller

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

vais

vas

allons

allez

vont

1 / 28

Slide 1: Sleepvraag

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aller

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

vais

vas

allons

allez

vont

Slide 1 - Sleepvraag

aller (je)

Slide 2 - Open vraag

aller (tu)

Slide 3 - Open vraag

aller (nous)

Slide 4 - Open vraag

aller (vous)

Slide 5 - Open vraag

hij is gegaan

Slide 6 - Open vraag

zij is gegaan

Slide 7 - Open vraag

zij zijn gegaan (de jongens)

Slide 8 - Open vraag

faire

(doen)

il/elle/on

ils

je/j'

font

fais

fait

fais

Slide 9 - Sleepvraag

Il (faire) ______ beau?

Slide 10 - Open vraag

Ils (faire) ______ les devoirs?

Slide 11 - Open vraag

Je (faire) ______ mes devoirs?

Slide 12 - Open vraag

nous ______ (faire)

Slide 13 - Open vraag

faire (tu)

Slide 14 - Open vraag

faire (vous)

Slide 15 - Open vraag

on ... (faire)

Slide 16 - Open vraag

ik heb gemaakt

Slide 17 - Open vraag

wij hebben gemaakt

Slide 18 - Open vraag

GRAMMAIRE

devoir = moeten

ik moet je dois
jij moet tu dois
hij moet il doit
wij moeten nous devons
jullie moeten vous devez
zij moeten ils doivent

Slide 19 - Tekstslide

Passé Composé

voltooid deelwoord = dû

ik heb gemoeten j'ai dû
jij hebt gemoeten tu as dû
hij heeft gemoeten il a dû
wij hebben gemoeten nous avons dû
jullie hebben gemoeten vous avez dû
zij hebben gemoeten ils ont dû

Slide 20 - Tekstslide

ik moet

Slide 21 - Open vraag

jij moet

Slide 22 - Open vraag

men moet

Slide 23 - Open vraag

we moeten

Slide 24 - Open vraag

jullie moeten / u moet

Slide 25 - Open vraag

zij moeten

Slide 26 - Open vraag

wij hebben gemoeten
(voltooid deelwoord = dû)

Slide 27 - Open vraag

heb jij gemoeten?

Slide 28 - Open vraag