H05 BE-Balans les 3. Schade en premie berekenen

H05 Verzekeren, studeren, sparen en lenen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H05 Verzekeren, studeren, sparen en lenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN
KUNNEN berekenen:
  •  Schade-uitkering met behulp van de verzekeringsbreuk
  • Premiebedrag dat de verzekeringsmaatschappij in rekening moet brengen bij haar verzekerden en daarmee het resultaat (=de winst of verlies)
KUNNEN afwegen / uitzoeken:
  •  Welke autoverzekering het best past bij een bepaalde situatie
KENNEN:
  • Verschillende vormen van sommenverzekeringen (levensverzekeringen).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen schade-uitkering 
schade-uitkering =                                        x schadebedrag


                                        verzekeringsbreuk
                                       > 1 = oververzekering 
                                       < 1 = onderverzekering 

                                       

verzekerd bedrag 
 gezonde waarde
Risico op onderverzekering kan voorkomen worden met dekking premier-risque

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen schade-uitkering 
schade-uitkering =                                        x schadebedrag


                                        verzekeringsbreuk
                                       > 1 = oververzekering 
                                       < 1 = onderverzekering 
                                       

verzekerd bedrag 
 gezonde waarde
De waarde van het verzekerd object bijv. je huis direct voorafgaand aan de schade
(je krijgt niet alle schade vergoed)
(je krijgt schade volledig vergoed, maar je hebt meer premie betaald dan nodig) 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen schade-uitkering 
Ferry heeft brand gehad in zijn winkelpand, de schade bedraagt
€ 80.000. De verzekerde som op de polis bedraagt € 200.000.  De gezonde waarde van het winkelpand bedroeg direct voor de schade  € 250.000 . 

schade-uitkering =                                    x schadebedrag =             x 80000 =64000


(Verzekeringsbreuk < 1, er is sprake van onderverzekering)

verz. bedrag                                 200                    
gez. waarde                                  250

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schadeverzekeringen voor bedrijven
  • Brandverzekering
  • Transportverzekering (imaginaire winst meeverzekeren ?)
  • Bedrijfsschadeverzekering (imaginaire winst meeverzekeren ?)
  • Kredietverzekering (kredietlimiet/ politiek en/ of commercieel risico?)
  • Productaansprakelijkheidsverzekering
  • Aansprakelijkheidsverzekering
  • Rechtsbijstandverzekering

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.2 A t/m 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.3
  • Een WA-verzekering dekt schade derden, deze moet volledig vergoed worden door verzekeraar



  • 300 - 12 x (68,37 - 57,87) = € 169,68


  • haar auto is ouder geworden en nu minder waard geworden, premie Allrisk te hoog t.o.v. de waarde

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.3
  • (4 x 12 x 68,73 + 2 x 12 x 40,49)/1,21 - 1.800 =  - 1729,59

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken resultaat verzekeraar
Resultaat = opbrengst - kosten 

Opbrengst = aantal klanten x premie (+ eventuele poliskosten) per klant  
Let op: bedragen exclusief assurantiebelasting 

Kosten = bedrijfskosten + (variabele kosten per  klant x aantal klanten) + schade-uitkeringen

Schade-uitkeringen = aantal klanten x schadekans x gemiddeld schadebedrag  

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken minimale premie
De minimale premie die een verzekeraar in rekening moet brengen om geen verlies te maken kunnen we berekenen met een formule;

minimale premie = schadekans x gemiddeld schadebedrag 

Voorbeeld: een verzekeraar van ongevallenverzekeringen weet uit ervaring dat jaarlijks gemiddeld 1 op de 500 klanten een claim indient. Het gemiddelde schadebedrag bedraagt
€ 7.000. 

De minimale premie is 1/500 x € 7.000 = € 14               

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten sommenverzekeringen
Overlijdensrisicoverzekering  
timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

H05 Opdracht verzekeringspolis blanco (lesmateriaal bovenbouw) 
Soorten sommenverzekeringen
Overlijdensrisicoverzekering  
  1. verzekeraar
  2. verzekeringnemer
  3. verzekerde: op wie zijn leven? 
  4. begunstigde: wie krijgt de uitkering
  5. ingangsdatum en einddatum
  6. verzekerd bedrag
  7. premie
  8. voorwaarden/ clausules

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten sommenverzekeringen
  • Overlijdensrisicoverzekering
  • Compagnonsverzekering: overlijdensrisicoverzekering voor vennoten in een VOF zodat bij overlijden van de één de ander een uitkering ontvangt waarmee aandeel overledene in de onderneming gekocht kan worden van erfgenamen
  • Pensioenverzekering: keert aanvulling inkomen uit na pensionering, wordt afgesloten door werkgever
  • Lijfrenteverzekering: keert tijdelijke of levenslange aanvulling inkomen uit na pensionering, wordt individueel vrijwillig gesloten. Betaling via premie of in één keer (tegen koopsom)

  • AOW, pensioen en lijfrente bespreken we uitgebreider bij de behandeling van hfst. 7

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen schade-uitkering 
  • Te gebruiken bij o.a. opstal-, inboedel-, brand- en bedrijfsschadeverzekering 
  • Op de polis staat het maximale bedrag waarvoor je verzekerd bent
  • Het kan zijn dat je voor een te laag of te hoog bedrag verzekerd bent
  • De schade-uitkering door de verzekeraar berekenen we met de formule 

schade-uitkering =                                                  
x schadebedrag


  • De uitkering kan nooit meer zijn dan het schadebedrag en maximaal tot het verzekerd bedrag
verzekerd bedrag 
 gezonde waarde

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
  • berekenen verzekeringsbreuk en uitkering bij schade  

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ferry heeft brand gehad in zijn winkelpand, de schade bedraagt
€ 80.000. De verzekerde som op de polis bedraagt € 200.000.
De gezonde waarde van het winkelpand bedroeg direct voor de schade
€ 250.000 .
Bereken de schade-uitkering die Ferry zal ontvangen van de verzekeraar.
timer
2:30

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.4  - A t/m C
  • a. (2.000 - 800 + 720) x € 25 = € 48.000
  • b. € 48.000 - 80 x € 25 = € 46.000 
  • c. € 46.000 - 600 x € 25 = € 31.000

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.4. - D T/M G

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.5 C
  • verzekeraar: Abax BV
  • verzekeringnemer: Viola
  • verzekerde: Kimberly 
  • begunstigde Viola

Slide 21 - Tekstslide

tm hier H4B
Opgave 5.7 
  • Verwacht verlies = totaal premies - (totaal uitkeringen + kosten)
  • Premies = 9.000 x € 850 = € 7.650.000
  • Uitkeringen = (1/200 x 8.000 + 1/500 x 1.000) x € 200.000 = € 8.400.000
  • Kosten = € 400.000 + 9.000 x € 15 = € 535.000
  • € 7.650.000 - (€ 8.400.000 + € 535.000) = - € 1.285.000 verlies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor zou jij wel/ niet lenen?
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

H05 Opdracht gesprek over lenen - gesprekskaarten (lesmateriaal bovenbouw)

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zoek het uit...
Lees de tekst op bladzijde 75 en 76 en beantwoord daarna de volgende vragen?
  1. Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?  
  2. Waarom is de rente op deze consumptieve leenvormen zo hoog vergeleken met de rente van een hypotheek?
  3. Wat is het verschil tussen koop op afbetaling en huurkoop?
  4. Waarom zijn deze leenvormen goedkoper dan de vormen bij vraag 1?



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5.11

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies