de vergelijkingen

De vergelijkingen (les comparaisons)
Doel:
Aan het einde van de les weet je hoe de vergelijkingen in het Frans gevormd worden.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De vergelijkingen (les comparaisons)
Doel:
Aan het einde van de les weet je hoe de vergelijkingen in het Frans gevormd worden.

Slide 1 - Tekstslide

De vergrotende en overtreffende trap in het Nederlands.

Slide 2 - Woordweb

De vergrotende trap 
De vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord maak je door plus (+), moins (-) of aussi (=) voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te zetten. 
Elle est plus longue que sa soeur. = Zij is langer dan haar zus.
Il est moins fort que son frère. = Hij is minder sterk dan zijn broer.
Ils jouent aussi bien que moi. = Zij spelen net zo goed als ik. 
'Als' en  'dan' in een vergelijking vertaal je met 'que'.

Slide 3 - Tekstslide

Il est plus doué que Julien
A
Hij is talentvoller
B
Hij is minder talentvol
C
Hij is net zo talentvol

Slide 4 - Quizvraag

Cette voiture est (net zo snel) qu'un train
A
plus vite que
B
aussi vite que
C
moins vite que

Slide 5 - Quizvraag

De overtreffende trap 
De overtreffende trap maak je door le plus (++), la plus (++), les plus (++) of le moins (--), la moins (--), les moins (--) voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord te zetten.
Elles sont les plus sportives. =  Zij zijn het sportiefst.
Ma mère est la plus gentille. = Mijn moeder is het aardigst. 
Milan court le moins vite. = Milan rent het minst snel.


Slide 6 - Tekstslide

Asterix est (het bekendst)
A
plus connu
B
moins connu
C
le plus connu

Slide 7 - Quizvraag

Zet in de overtreffende trap:
Elle est sérieuse.

Slide 8 - Open vraag

Vertaal de zin:
Elle est moins créative que son frère.

Slide 9 - Open vraag

Jean is het moedigst
A
Jean est le moins courageux
B
Jean est plus courageux.
C
Jean est le plus courageux.

Slide 10 - Quizvraag

mijn vrienden zijn het grappigst
A
Mes amis sont les plus amusants
B
mes amis sont plus amusants
C
Mes amis sont le plus amusants

Slide 11 - Quizvraag

Geef een korte samenvatting van wat je deze les geleerd hebt.

Slide 12 - Open vraag