1.3 Glucose als Grondstof

1.4 Glucose als grondstof


Leerdoel:
Je kunt de assimilatie bij planten beschrijven
1.3 Glucose als grondstof
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 Glucose als grondstof


Leerdoel:
Je kunt de assimilatie bij planten beschrijven
1.3 Glucose als grondstof

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Glucose omzetten
Planten kunnen glucose omzetten in andere organische stoffen, dit wordt assimilatie genoemd. Van glucose kan een plant





maken. 

De stoffen die de plant maakt worden door de plant zelf gebruikt als bouwstof, brandstof of reservestof. 
  • Koolhydraten:
  • Eiwitten
of
  • Vetten

Slide 3 - Tekstslide

Koolhydraten
Van Glucose kan de plant suikers maken. Suikers lossen op in water, en kunnen door de bastvaten overal naar toe in de plant. 
Zetmeel, wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren of langere tijd in verdikte plantendelen zoals wortels en uien (knollen en bollen) als reservestof
Cellulose, komt voor in de celwanden van planten. Van Cellulose worden verschillende producten gemaakt (katoen, vlas voor touwen en papier)

Slide 4 - Tekstslide

Eiwitten


Zit in het cytoplasma van de cellen van planten. Het zijn bouwstoffen voor de plant. Een plant kan eiwitten opslaan in zaden en peulvruchten. 
Soja bijvoorbeeld heeft veel eiwitten, wordt vaak gebruikt als vleesvervanger en voor veevoer. 

Slide 5 - Tekstslide

Vetten
Wordt voornamelijk opgeslagen in de zaden als rservestof.
Bijvoorbeeld pinda's, of zonnebloempitten (wordt zonnebloemolie van gemaakt), olijfolie, enz. 

Slide 6 - Tekstslide


Fotosynthese en Assimilatie zijn de basis van het leven op aarde waarbij voedsel en zuurstof onstaat.

Slide 7 - Tekstslide


De stoffen die bij assimilatie onstaat worden gebruikt als brandstoffen (in alle cellen vind verbranding plaats), bouwstoffen (een plant moet groeien) en reservestoffen (zaden, bollen en knollen) 
                 
                       

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf het volgende op een papier en plak boven je bed/computer/ op de wc/op je telefoon/boven de tv..

Opdat gij nooit zullen vergeten:
Koolstofdioxide + water + zonlicht = 
glucose + zuurstof

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk! Biologie
Wat? 1.3 Glucose als grondstof- opdrachten 21 t/m 25


Klaar? Begin met je samenvatting!

timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

bij dit proces komt energie vrij
A
fotosynthese
B
verbranding

Slide 12 - Quizvraag

Voor fotosynthese is zonlicht nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

verbranding of fotosynthese?

glucose+zuurstof-> energie+koolstofdioxide+water
A
fotosynthese
B
verbranding

Slide 14 - Quizvraag

Vindt in gras fotosynthese plaats?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

's nachts doen planten aan fotosynthese
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 17 - Sleepvraag

Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor andere organismen?
A
Door de fotosynthese wordt zuurstof verbruikt.
B
Door de fotosynthese komt er nieuwe energie vrij.
C
Door de fotosynthese komt er telkens nieuw voedsel op aarde.
D
Door fotosynthese wordt CO2 gemaakt

Slide 18 - Quizvraag

Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.

Slide 19 - Quizvraag

Welke plant doet er niet aan fotosynthese?
A
Gras
B
Algen
C
Mos
D
Alle antwoorden doen aan fotosynthese

Slide 20 - Quizvraag

Wat is noodzakelijk voor fotosynthese?
A
lucht
B
warmte
C
licht
D
ze zijn allemaal nodig

Slide 21 - Quizvraag

Verbrandingsreactie van verbranding in elke cel van het lichaam:


.......1........ + zuurstof ==> ……………2………….. + …………3…….……….. + …………4…………
(verbrandingsproducten)

A
1: water 4: energie
B
1: koolstofdioxide 4: water
C
1: glucose 4: energie
D
1: glucose 2: water

Slide 22 - Quizvraag