2 vmbo-kgt 4.6 Voortplanting en seksualiteit: zwangerschap

4.6 Zwangerschap
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.6 Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 4.5 Veilig vrijen deel 2
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.6 Zwangerschap
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Welke noodmaatregel kun je de dag na de seks gebruiken?
A
Abortus
B
Morning after pil
C
abortuspil

Slide 3 - Quizvraag

In Nederland is het verboden om een abortus te laten uitvoeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Tot welke week van de zwangerschap is abortus toegestaan?
A
16 weken
B
20 weken
C
24 weken
D
26 weken

Slide 5 - Quizvraag

Chlamydia is een....
A
Bacterie
B
Virus
C
Parasiet
D
Schimmel

Slide 6 - Quizvraag

Chlamydia kan leiden tot onvruchtbaarheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Aids wordt veroorzaakt door hiv. Hiv is een...
A
schimmel
B
bacterie
C
virus

Slide 8 - Quizvraag

Is HIV te genezen?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt
- kan je beschrijven hoe een zwangerschap verloopt
- kan je uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding
Als een zaadcel de eicel na de ovulatie bevrucht, kan de eicel in leven blijven.
De bevruchte eicel kan in de baarmoeder uitgroeien tot een kind.

Slide 11 - Tekstslide

Zwangerschap
Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina komen. De zaadcellen bewegen zich dan met behulp van hun zweepstaart in de richting van de baarmoeder en de eileiders.

De bevruchting van een eicel door een zaadcel gebeurt in een eileider.

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting
Bij bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.

Bij bevruchting dringt de kop van de zaadcel de eicel binnen.
De zweepstaart van de zaadcel blijft achter.

Zodra de kop (de kern) van de zaadcel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Hierdoor is het voor andere zaadcellen niet meer mogelijk om de eicel binnen te dringen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Innesteling
De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keer delen.
Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder.

Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Beginnende baby

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

zwangerschap
Als een bevruchte eicel zich heeft vastgehecht in de baarmoeder, wordt het baarmoederslijmvlies niet afgestoten en vindt er geen menstruatie plaats.
De vrouw is dan zwanger.

Tijdens de zwangerschap is een vrouw niet ongesteld.

Slide 19 - Tekstslide

38 weken
De innesteling van het klompje cellen vindt plaats vijf tot zeven dagen na de ovulatie.
Het klompje cellen groeit uit tot een kind.

Het kind wordt ongeveer 38 weken na de bevruchting geboren.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Embryo/foetus/baby
Het kind ontwikkelt zich in de baarmoeder.

De eerste weken noem je het een embryo.
Vanaf de achtste week na de bevruchting noem je het een foetus.
Na de geboorte noem je het een baby.
Week 0-8 = Embryo
week 8-geboorte = Foetus
Na geboorte = Baby

Slide 22 - Tekstslide

voeding
De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo.

Daarna ontstaat de placenta of moederkoek.

Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand dat wordt gemaakt door het kind en de moeder.

Slide 23 - Tekstslide

Voeding
In de placenta stroomt bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder.
Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en omgekeerd.

Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo, maar blijft door dunne vliezen gescheiden van het bloed van de embryo.


Slide 24 - Tekstslide

(extra)
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.

Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.
Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Echo
Als een vrouw ongeveer 10 weken zwanger is, wordt meestal een echo (echografie) gemaakt. Met behulp van geluidsgolven ontstaat en beeld van de foetus in de baarmoeder.

Aan de hand van deze echo kan de verloskundige bepalen hoe lang de vrouw precies zwanger is en wanneer het kind dus ongeveer geboren zal worden.

Slide 27 - Tekstslide

Prenatale onderzoeken
Tijdens de zwangerschap kan worden onderzocht of de moeder een grotere kans heeft op een kind met een aangeboren afwijking of erfelijke ziekte.

Dit noem je prenataal onderzoek.

Ook kan het geslacht van de baby worden bepaald.

Slide 28 - Tekstslide

Prenatale onderzoeken
De eerste prenatale test die een moeder krijgt aangeboden, is de combinatietest. Met de combinatietest wordt vastgesteld of er een kans is op een kindje met downsyndroom.

De test bestaat uit een bloedonderzoek bij de moeder en een nekplooimeting bij de foetus. De meting van de nekplooi wordt gedaan met een echo.

Slide 29 - Tekstslide

Prenatale onderzoeken
Sinds 2017 kan een zwangere vrouw in Nederland ook kiezen voor de NIPT. NIPT staat voor niet-invasieve prenatale test.

Bij de moeder wordt bloed afgenomen en onderzocht.
In het bloed zit een beetje DNA van de placenta. Dit is bijna altijd hetzelfde DNA als van het kind. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat er een verhoogde kan is op een kind met een erfelijke ziekte.

Slide 30 - Tekstslide

Prenatale onderzoeken
Na ongeveer 20 weken zwangerschap kan nogmaals een echo worden gemaakt. Bij deze 20-wekenecho wordt de foetus worden onderzocht op verschillende aangeboren afwijkingen aan het hart, de hersenen, de organen en de ledematen.

Ook kan het geslacht worden bepaald.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 35 - Tekstslide

zelf aan de slag
4.6 Zwangerschap: lees de tekst en maak de opdrachten

opdracht 1 t/m 8
(Samenvattingsopdracht overslaan)

Slide 36 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt
- kan je beschrijven hoe een zwangerschap verloopt
- kan je uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen

Slide 37 - Tekstslide