Klas 2 oefenen 1e + 4e naamval + bezittelijke voornaamwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

De naamvallen

1e: Onderwerp

4e: Lijdend Voorwerp

Hoe vind je het Onderwerp? 

Wie/wat + gezegde*

* gezegde zijn alle werkwoorden in de zin

Hoe vind je het Lijdend Voorwerp?

Wie/wat + gezegde + Onderwerp

Wat is het ONDERWERP in deze zin:
Der Imker versorgt die Bienen

Wat is het LIJDEND VOORWERP?
Anton spielt Fußball

Der Gruppe & Ein Gruppe

Er gratuliert d.. Gewinner (mv)

1. der
2. den
3. dem
4. die

Ich habe ein.. Arzt (m) angerufen

1. ein
2. einem
3. einen
4. eine

D.. Mutter (v) kauft ein.. Eis (o)

1. die, eine
2. die, ein
3. der, ein
4. das, ein

De bezittelijke voornaamwoorden worden op dezelfde manier vervoegd, zoals de ''EIN-Gruppe''

De woorden dies- (deze/dit) en welch- (welke) worden op dezelfde manier vervoegd (krijgen dezelfde uitgang) als de ‘’DER GRUPPE''!

Let op:

Kijk goed waar de ''Der-Gruppe'' op eindigt!

De 1e nmvl. mannelijk wordt bijv. 'dieser'/'welcher'

Sein.. Vater (m) ist Krank.

1. seinen
2. sein
3. seiner
4. seine

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft

1. Ihr
2. Ihren
3. Ihrer
4. Ihre

Unser.. Handys (mv) sind kaputt.

1. Unsere
2. Unser
3. Unseren
4. Unsen

Dein.. Nichte (v) hat unser.. Hund (m) geschlagen

1. deine, unsere
2. deinen, unser
3. deine, unser
4. deine, unseren

Dies..Mann (m) hat kein.. Auto (o)

1. dieser, kein
2. diesem, keinem
3. diesen, keines
4. dieser, keines