Grammatica -> Werkwoorden

Woensdag 1A Welkom!
- Wedstrijd werkwoorden!
- Aan de slag in het boek.
- Eerder klaar? -> aan de slag met HW voor een ander vak.

Vandaag leer je hoe je goede zinnen maakt met een werkwoord. 

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 1A Welkom!
- Wedstrijd werkwoorden!
- Aan de slag in het boek.
- Eerder klaar? -> aan de slag met HW voor een ander vak.

Vandaag leer je hoe je goede zinnen maakt met een werkwoord. 

Slide 1 - Tekstslide

Wedstrijd!
- Klas verdeeld in drie teams.
- 10 vragen over het WW (werkwoord) op het bord.
- Je mag overleggen om samen tot het juiste antwoord te komen!
- 1 antwoord per groep.
- 10 goedde antwoorden? = minder opdrachten maken.
*Let op het geluid! Andere klassen hebben ook gewoon les!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Open vraag

Vul de goede werkwoordsvorm in.
Hij verzorgt zijn huisdier. (EV)
Wij ... ons huisdier. (MV)

Slide 4 - Open vraag

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
Onze mentor vertelt een spannend verhaal.
A
Onze mentor
B
een spannend verhaal
C
vertelt

Slide 5 - Quizvraag

Vul de goede werkwoordsvorm in.
Mijn moeder bakt een taart. (EV)
De koks ... een taart. (MV)

Slide 6 - Open vraag

Hieronder staat een rij met woorden. Niet alle woorden zijn werkwoorden. Vul ALLEEN de werkwoorden in.
Aan - telefoon - dakpan - spelen - beneden - rent - varen

Slide 7 - Open vraag

Wat is het werkwoord in de volgende zin:
Ik vertel mijn kleine zusje een grappig verhaaltje.
A
Ik vertel
B
vertel
C
mijn kleine zusje
D
een grappig verhaaltje

Slide 8 - Quizvraag

"Nu zit ik op school en straks loop ik naar huis."
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
In deze zin zit 1 werkwoord.
In deze zin zitten meerdere werkwoorden.
In deze zin zitten geen werkwoorden.

Slide 9 - Poll

Hieronder staat een rij met woorden. Niet alle woorden zijn werkwoorden. Vul ALLEEN de werkwoorden in.
Auto - tekenen - schrijven - schrift -huilt -in -politieman

Slide 10 - Open vraag

Vul de goede werkwoordsvorm in.
Ik ... naar huis. (EV)
Jullie fietsen naar huis. (MV)

Slide 11 - Open vraag

Hieronder staat een rij met woorden. Niet alle woorden zijn werkwoorden. Vul ALLEEN de werkwoorden in.
geven - spelcomputer - het - schoonmaken - begrijp - doe - lezen

Slide 12 - Open vraag

Bonusronde!
Noem zo veel mogelijk werkwoorden in 1 minuut

Slide 13 - Woordweb