week 48 leerjaar 1 P2 les 2

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 1

lesinhoud

• spelling: herhaling meervoudsvormen
• spelling: 4.2 tussenletters bij samenstellingen
• lezen: les 1.2 doel van een tekst

• herkansingstoets ww spelling / huiswerk maken
  

Maak twee zinnen van max. 15 woorden. Zet de woorden in het meervoud, gebruik er 3 per zin.

pony                                        oma                                jockey                     bureau

cadeau                                   medicus                      cursus                     kroket

fotograaf                               genie                             datum                     perzik

tornado                                  tarief                              kiwi                          baby

politicus                                 tv                                     poema                   zebra

idee                                          zee                                 cd                             shampoo

technicus                              havik                             bacterie                 dvd 

olie                                           kopie                             café                          tosti  

spelling 4.2 tussenletters

lesdoel: je gebruikt de juiste tussenletters bij samenstellingen

voorbeeld:

- zonnebank

- klachtenbrief

- dorpsstraat

Dit zijn de belangrijkste regels

• fiets + maker = fietsenmaker                                        meer info: boek B blz 191
• liefde + verdriet = liefdesverdriet

1. linker deel heeft een s én n in het MV: gemeentegids
2. maan /zon /hel = "uniek" = maneschijn /zonneschijn
3. versterking: beregoed / apetrots
4. linkerdeel is géén zelfstandig naamwoord.: spinnewiel / verrekijker
5. linkerdeel heeft géén meervoud: rijstepap / tarwebloem

Dus wat wordt het...

paard en bloem .......

maan en schijn .......

station en straat .......

lezen les 1.2 doel en publiek

lesdoel:

1. Je weet wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken
2. Je weet voor wie de tekst is bedoeld

voorbeeld:

informeren

instrueren

overtuigen

overhalen / activeren

Welk doel heeft
"een brochure over studiefinanciering"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een besluitenlijstje werkbespreking"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een advertentie over mascara"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een woordenboek"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een filmaffiche"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een brief van de gemeente over vernieuwing riolering"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een betoog om kinderen tot 12 jaar gratis te laten sporten"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een handleiding van een boormachine"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Welk doel heeft
"een schoolreglement"?

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen
4. overhalen

Toets of huiswerk maken?

Toets: herkansingstoets ww spelling

Huiswerk: 4.2 extra opdracht 1 (bij GRAM 4)

4.1 extra opdracht 1 (bij GRAM 4, als je die nog niet af hebt, is huiswerk van vorige keer)

boek A blz. 17

1. lees tekst 1 op blz 17 + 18
2. maak de vragen bij opdracht 2

aan het werk

maak:

1. boek B blz 192 (met deze opdracht starten)
2. digitaal spelling/grammatica extra opdracht 4.2
3. digitaal lezen les 1.2 - digitaal