12.5 Als het mis gaat

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.5 Als het misgaat 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.5 Als het misgaat 

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Een patiënt met bloedgroep AB- heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 4 - Open vraag

Een patiënt met bloedgroep A+ heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 5 - Open vraag

Een patiënt met bloedgroep B- heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 6 - Open vraag

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.5 Als het mis gaat

Slide 7 - Tekstslide

Doel en begrippen 12.5
Je leert de bouw en werking van virussen kennen en hoe kanker, allergische reacties en auto-immuunziekten ontstaan

risico-factoren kanker, screenen, 




Slide 8 - Tekstslide

Risicofactoren kanker
Kanker ontstaat als als cellen onterecht te veel gaan delen.
Het kan toevallig ontstaan door fouten (mutaties) bij het verdubbelen van DNA als voorbereiding op een celdeling

Risicofactoren als roken, straling, bepaalde chemicaliën en bepaalde virussen vergroten de kans op mutaties en dus op kanker.

Slide 9 - Tekstslide

Screenen
In Nederland wordt bevolkingsonderzoek uitgevoerd om veel voorkomende vormen van kanker vroegtijdig op te sporen.


Bijvoorbeeld: uitstrijkje voor baarmoederhalskanker (vrouwen 30-60), mammografie voor borstkanker (vrouwen 50-75), darmkanker (55-75 jaar).

Slide 10 - Tekstslide

Uitzaaiïng
Zodra een tumorcel via bloed of lymfe naar een ander orgaan gaat spreek je over een uitzaaiïng.

Slide 11 - Tekstslide

Controle celdeling
De normale celdeling staat onder 
controle van regelgenen. 

Die regelgenen coderen voor 
regel-eiwitten.


Slide 12 - Tekstslide

Controle celdeling
Regelgenen die de celdeling stimuleren
-> proto-oncogenen

Regelgenen die de celdeling remmen
-> tumorsuppressorgenen

Slide 13 - Tekstslide

Controle celdeling
Mutaties in die regelgenen kunnen zorgen voor een ongecontroleerde celgroei: tumor.

proto-oncogenen wordt oncogen en stimuleert de celdeling te veel
tumor-suppressorgen maakt niet werkend eiwit en remt de celdeling niet meer.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Virussen

Slide 16 - Tekstslide

Virussen
Virussen bevatten RNA of DNA.
Dit wordt in de gastheercellen gebracht (infectie).
Met behulp van transciptie en translatie door de gastheer worden nieuwe virusdeeltjes gemaakt.
De gastheercel gaat kapot en de nieuwe virussen gaan op zoek naar nieuwe gastheercellen.

Slide 17 - Tekstslide

Virussen

Slide 18 - Tekstslide

Virussen

Slide 19 - Tekstslide

Papegaaienziekte wordt door een bacterie veroorzaakt. Papegaaien en andere vogels kunnen de ziekte op mensen overbrengen via besmette deeltjes in de lucht. Als iemand die inademt, kunnen de bacteriën via de longen in het bloed terechtkomen. De ziekte geeft soms alleen griepachtige verschijnselen, maar kan ook zeer ernstig zijn. Na infectie worden antistoffen gemaakt. Waar bevinden de antistoffen tegen papegaaienziekte zich dan?
A
alleen in de lymfe
B
alleen in de weefselvloeistof
C
alleen in het bloedplasma
D
in de lymfe, de weefselvloeistof en het bloedplasma

Slide 20 - Quizvraag

Een stekelbaars raakt geïnfecteerd met een virus.

Is de hoeveelheid antistof in het bloed van de stekelbaars op dag 8 groter dan, kleiner dan of gelijk aan de hoeveelheid op dag 3?
A
kleiner dan
B
gelijk aan
C
groter dan

Slide 21 - Quizvraag

Kinderen in Nederland worden ingeënt tegen Hib als ze 2, 3, 4 en 11 maanden oud zijn. Dat gebeurt samen met de zogenaamde DKTP-inenting. Hierdoor wordt tegelijkertijd immuniteit opgebouwd tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio en Hib-ziekten.

Worden bij zo’n DKTP-Hib-vaccinatie lichaamsvreemde antigenen in het lichaam gebracht? Zo ja, hoeveel verschillende soorten?
A
ja, één soort
B
ja, meerdere soorten
C
nee

Slide 22 - Quizvraag

Allergische reactie
Een reactie van je immuunsysteem op onschuldige lichaamsvreemde stoffen (allergenen).

Bijvoorbeeld pollen, pinda's,
noten, .......

Roodheid, niezen, tranen, 
opgezwollen slijmvliezen


Slide 23 - Tekstslide

Allergische reactie
Bij een allergische reactie ontstaat bij de afweerreactie een ander type antistoffen (IgE).

Deze antistoffen hechten aan
Mestcellen
Witte bloedcellen in slijm-
vliezen en luchtwegen.




Slide 24 - Tekstslide

Allergische reactie
Bij een volgend contact met het antigeen barsten de mestcellen open en verspreiden Histamine.

Histamine zorgt voor een 
ontstekingsreactie 

--> Allergische reactie.


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Autoimmuunziekte
Als het afweersysteem lichaamseigen antigenen als lichaamsvreemd ziet. 

Het specifieke afweersysteem wordt ingeschakeld en Tc-cellen gaan eigen lichaamscellen aanvallen.
--> lysis (lek prikken)

Slide 28 - Tekstslide

Orgaantransplantatie
Bij een orgaantransplantatie wordt gekeken naar het type antigenen op de lichaamscellen van de donor en de ontvanger. Die moeten voldoende op elkaar lijken.

Dit zijn de HLA-antigenen, deze kunnen het afweersysteem activeren en er zijn een miljoen varianten. 
Een goede match vinden soms dus erg lastig!


Slide 29 - Tekstslide

Examenvraag: Astma

Veel astmapatiënten zijn overgevoelig voor bepaalde antigenen die bij inademing in de bronchiën komen en daar een allergische reactie veroorzaken. Zo een astma-aanval wordt gekenmerkt door benauwdheid en kortademigheid, veroorzaakt door een krampachtig samentrekken van spieren in de wand van de bronchiën.
De antigenen brengen in bepaalde cellen in de slijmlaag van de luchtwegen de productie van een antistof type Ig-E op gang. Deze antistof sensibiliseert in de wand van de bronchiën mestcellen, die reageren door bepaalde stoffen af te geven. Deze stoffen veroorzaken, onder andere via het zenuwstelsel, het optreden van spiercontracties in de wand van de luchtpijpvertakkingen.
2p − Hoort de productie van Ig-E tot de aspecifieke en/of tot de specifieke afweer?
− Welke cellen produceren deze antistof?

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten
- Maken 12.5 

Klaar? 
Maken Examentraining H12 Gezondheid

Slide 31 - Tekstslide