Cours 2

1: Unité 4
semaine 2

Cours 2




1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1: Unité 4
semaine 2

Cours 2




Slide 1 - Tekstslide

Le programme
On va ...

-poser des questions
-regarder un jour une question
-réviser deux verbes
-apprendre les mots + jouer au Quizlet 
-dehors
-faire des exercices


Slide 2 - Tekstslide

Le but de ce cours est:
Je peux parler de ma maison.
                         

Slide 3 - Tekstslide

On va regarder:






C'est qui lui?

Slide 4 - Tekstslide

Une personne pose les questions 1 à 5. 
L'autre pose les questions  numéro 6 à 10.




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Révision être
Être=...?

Slide 7 - Tekstslide

zijn= être    
                      (^= s)
je 
suis
tu
es
il/elle/on
est
nous
sommes
vous
êtes
ils/elles
sont

Slide 8 - Tekstslide

Apprendre  3 (page 134)
Le verbe aller (=gaan)

Dit werkwoord is het enige werkwoord op -er dat onregelmatig is. 
Je kan dus niet de stam nemen en de uitgangen erachter plakken.

Slide 9 - Tekstslide

gaan
aller   
                     
ik ga
je vais
jij gaat
tu vas
hij/zij/men gaat
il/elle/on va
wij gaan
nous allons
jullie gaan/u gaat
vous allez
zij gaan
ils/elles vont

Slide 10 - Tekstslide

Comment apprendre?
Bedenk een  ezelsbruggetje.

Slide 11 - Tekstslide

- Je ziet het werkwoord avoir erin: ai-as-a-ons-ez-ont
- Enkelvoud en ils/elles begint met een v
- Eerste persoon enkelvoud heeft 4 letters, 2de 3 letters 
    en 3de heeft 2 letters. 

Slide 12 - Tekstslide

Apprendre  3 - aller
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

On va jouer au Kahoot
avec le verbe aller

Slide 14 - Tekstslide


On va dehors 
pour un jeu de mots




Slide 15 - Tekstslide

On va regarder:
Learnbeat - E. Théorie- page 2

Slide 16 - Tekstslide

Vous allez faire d'unité 4 ...

Learnbeat 4.4 Grammaire I (=werkwoord aller=gaan)
=ex. 8 à la page cent-dix-huit

16D (de antwoorden staan op de volgende dia's)





Fini?                            Jouez le jeu avec le verbe regarder

Slide 17 - Tekstslide

1. Niet/geen ne...pas 

2. Volgorde Franse zin:
onderwerp - ne/n'- persoonsvorm* - pas overige werkwoorden - de rest
                                     * = eerste werkwoord in de zin 

Slide 18 - Tekstslide

m
v -klinker/"h"
v- 
medeklinker/"h"
mv
mijn
jouw
zijn/
haar

Slide 19 - Tekstslide

m
v -klinker/"h"
v- 
medeklinker/"h"
mv
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn/
haar
son
sa
ses

Slide 20 - Tekstslide

16D-A
1. Non, je ne danse pas dans un groupe.

Slide 21 - Tekstslide

16D-A
2. Non, elle ne déteste pas le français.

Slide 22 - Tekstslide

16D-A
3. Non, nous n' allons pas à la plage.

Slide 23 - Tekstslide

16D-A
4. Non, ce n' est pas un prof sympa.

Slide 24 - Tekstslide

16D-b
1. Je n' habite pas à Lyon.

Slide 25 - Tekstslide

16D-b
2. Mon frère ne travaille pas.

Slide 26 - Tekstslide

16D-b
3. Vous n'allez pas à l'école?
                                        au collège?

Slide 27 - Tekstslide

16D-b
4. Ce n'est pas loin.


extra info volgende dia over vraag 5:

Slide 28 - Tekstslide

16D-b
5.  uitkijken op = donner sur

zijn/haar= son/sa/ses

Slide 29 - Tekstslide

16D-b
5. Sa chambre ne donne pas sur le parc..

Slide 30 - Tekstslide

Le but de ce cours était: : "Je peux parler de ma maison."
Vous avez réussi?



Slide 31 - Tekstslide