Present simple/continuous

English
A2 Grammar 
Dingen doen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

English
A2 Grammar 
Dingen doen

Slide 1 - Tekstslide

Today
- Present simple 
- Present continuous
- Taalblokken

Slide 2 - Tekstslide

Goals
You know the difference between the present simple and the present continuous. 

Slide 3 - Tekstslide

Present simple:
She always _____ (to call) her friend at work.

Slide 4 - Open vraag

Present simple 
- Base verb:
I play piano every Tuesday.

- He / she / it = base verb +s
She plays piano every Tuesday.
The shit-rule

Slide 5 - Tekstslide

Present simple exercise 
- Fill in the correct form of the word




On the next slides....

Slide 6 - Tekstslide

Sarah_____ (to live) in Canada while I_____ (to live) in the Netherlands.

Slide 7 - Open vraag

The judge _____ (to make) the decisions in court.

Slide 8 - Open vraag

He _____ (to pick up) the phone and _____ (to leave) the house.

Slide 9 - Open vraag

Anne usually _____ (to go) for a jog around noon.

Slide 10 - Open vraag

Present simple 
Does the base verb end with ''o'' = es
Do = does
Go = goes

Slide 11 - Tekstslide

Present simple 
-Bij een werkwoord dat eindigt op een s-klank krijg je es in plaats van –s.
-Bij een werkwoord op –y krijg je –ies 
-Als –y na een klinker komt, verandert de y niet.

Slide 12 - Tekstslide

Present continuous
am / is / are + verb ending with -ing 

He is talking to the customer. 
I am walking up those five flights of stairs.

Slide 13 - Tekstslide

Present continuous
Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat iets bezig is op het moment dat je spreekt of schrijft.

Slide 14 - Tekstslide

Present continuous exercise 
- Fill in the correct form of the word




On the next slides....

Slide 15 - Tekstslide

They _____ (to listen) to the school's announcement.

Slide 16 - Open vraag

I _____ (to look) for the correct answer while you _____ (to talk) to the client.

Slide 17 - Open vraag

The dog _____ (to wag) its tail as its owner _____ (to come) home.

Slide 18 - Open vraag

I _____ (to try) my best to get all the work done.

Slide 19 - Open vraag

For now
Taalblokken Online:
- A2 Spelling & Grammar 
- 01 Grammatica: Dingen doen
- Exercise 1-7

Slide 20 - Tekstslide