6.4b - Druk

6.4b - Druk
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.4b - Druk
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide


De middencirkel bij een voetbalveld heeft een straal van 9,15 m. Laat met een berekening (incl. 5 stappenplan) zien hoe groot de oppervlakte van de cirkel is.

Slide 2 - Open vraag

Zoek op in bijlage 1. Wat is het symbool van druk?
Tip: kijk in het groene gedeelte

Slide 3 - Open vraag


Hiernaast zie je een punaise. Je duwt er op met een kracht van 25 N. Het oppervlakte is 0,021 cm2. Om de druk te berekenen gebruik je de formule p = F / A. Laat met het stappenplan zien hoe groot de druk is. 

Slide 4 - Open vraag

L6 -17 Je weet wat druk is.
L6 -18 Je kunt rekenen met p, F en A.
L6 -19 Je kunt uitleggen wat de uitwerking van druk is.
Natuurlijk zijn de leerdoelen ook te vinden in de leerlijst!

Leerdoelen
Deze les:
- Uitleg over druk
- Uitleg over hoe je druk kunt berekenen
- Voorbeeldopgaven samen maken
- werkboekvragen zelfstandig maken.
Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je de leerdoelen beheerst.

Slide 5 - Tekstslide


Bij welke spijker kun je de minste kracht  leveren om hem in het hout te slaan.
A
B
A
Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
B
Spijker A, door de kop heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
C
Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.
D
Spijker B, door de platte bovenkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.

Slide 6 - Quizvraag

Druk
A
B
Spijker A heeft een scherpe punt, dus een klein oppervlak. Hierdoor oefent hij een grote druk uit op de plank.
Druk = Verdeling van de kracht over het oppervlakte.
Weet je nog hoe je oppervlakte berekent?

Slide 7 - Tekstslide

Druk berekenen:
druk = kracht : oppervlakte



Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
p
Newton per vierkante centimeter
N/cm2
druk = p in N/cm2
kracht = F in N
Oppervlakte = A in cm2  
Hoe groter de druk, hoe groter de gevolgen

Slide 8 - Tekstslide

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
F
vierkante centimeter
Sleep de onderstaande woorden naar de juiste plek in de tabel.
p
kracht
cm2
N/cm2
Newton
Oppervlakte
N
Newton per vierkante centimeter
A

Slide 9 - Sleepvraag


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beide een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
D: Wie zal er verder wegzakken in de sneeuw, Theo of Luuk? Verklaar je antwoord.

Slide 10 - Open vraag


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beiden een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
A: Bereken de zwaartekracht op alleen Luuk en bereken de zwaartekracht op alleen Theo.

Slide 11 - Open vraag


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beiden een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
C: Bereken de druk die Luuk uitoefent op zijn ondergrond.

Slide 12 - Open vraag


Huiswerk
Maken en nakijken:
§6.4 opdr. 48 t/m 60 
Maak een foto en lever hier foto's in van blz. 103 en 104.

Slide 13 - Open vraag

Huiswerk
  • Maken en nakijken §6.4
  • Opdr. 40 t/m 60

Slide 14 - Tekstslide