Nederlands - hoofdgedachte van de tekst

Nederlands - 
hoofdgedachte van de tekst

Pak voor je:

LessonUp
Je leert wat de hoofdgedachte van een tekst is en hoe je deze kan vinden.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2,3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - 
hoofdgedachte van de tekst

Pak voor je:

LessonUp
Je leert wat de hoofdgedachte van een tekst is en hoe je deze kan vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het stripje

Slide 2 - Tekstslide

Welke zin gebruik jij in ieder geval als je het grapje wilt uitleggen?
A
De bakker en de vrouw hebben beide blond jaar.
B
De bakker geeft een heel brood dat voor de helft gesneden is
C
De vrouw heeft een bloemetjesjurk aan.

Slide 3 - Quizvraag

De hoofdgedachte 
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de hoofdgedachte. Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.

Zo vind je de hoofdgedachte
  • Bepaal het onderwerp van de tekst.
  • Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Artsen zonder Grenzen
B
medische hulp
C
team van journalisten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de kernzin van deze tekst?
A
Hulporganisatie Artsen zonder grenzen t/m van oorlogen en natuurrampen
B
De medewerkers t/m onveilige gebieden uitvoeren.
C
Om een goed t/m actief is.

Slide 7 - Quizvraag

Zou de kernzin ook de hoofdgedachte van deze tekst kunnen zijn?
A
nee
B
ja

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van tekst 2
A
romantiek
B
vakantieliefde
C
verre vakanties

Slide 10 - Quizvraag

Marieke was direct hevig verliefd op Flavio. In alinea 2 geeft ze daarbij voorbeelden. Vul twee voorbeelden in.

Slide 11 - Open vraag

Welk nadeel noemt Marieke van een verre liefde?
A
Je moet een andere taal leren om met elkaar te kunnen praten.
B
Je moet elkaar vaak een lange tijd missen
C
Je moet erg veel geduld hebben voor een verre liefde.

Slide 12 - Quizvraag

De eerste zin van alinea 3 is:
A
een voorbeeld
B
extra informatie
C
een kernzin

Slide 13 - Quizvraag

Waarom verhuist ze toch naar Brazilië?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Veel mensen worden wel eens verliefd op vakantie.
B
Voor een vakantieliefde moet je een andere taal leren.
C
Er zijn veel regels om samen te zijn met een vakantieliefde.
D
Een vakantieliefde is romantisch en ingewikkeld tegelijkertijd.

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
Maak het werkblad over de hoofdgedachte en kernzinnen. 

Klaar: 

Ga naar taaloefenen.nl:
Oefen zinsontleden pv, gezegde en het onderwerp

Slide 16 - Tekstslide