OP 1 - 418QH - 4 nov (les 7) - examenvoorbereiding

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Spreekwoord
  2. Examenvoorbereiding: belangrijke begrippen + samenhang!
    Oefening leestekst
  3. Taaldossier & huiswerkcontrole (lezen taak 4 opdracht 8)
  4. Vooruitblik

Let op: bij uitleg --> mobiel en oordoppen weg! 

Slide 2 - Tekstslide

Iets met de Franse slag doen.

Slide 3 - Woordweb

Herkomst
  • Slag verwijst hier naar het slaan met de zweep; het gezegde met de Franse slag is oorspronkelijk een paardrijterm. 
  • Bestaat al sinds de 17e eeuw. 
  • Oorspronkelijk was de Franse (zweep)slag een bepaalde zwierige slag, maar later kreeg met de Franse slag de figuurlijke betekenis

Slide 4 - Tekstslide

Iets met de Franse slag doen.
A
Franse kaas eten
B
iemand slaan op een (Franse) manier
C
iets haastig en slordig doen, iets afraffelen

Slide 5 - Quizvraag

Bijvoorbeeld:
Ik ga even met de Franse slag stofzuigen.

Slide 6 - Tekstslide

2. Examenvoorbereiding
Opfrissen!

Slide 7 - Tekstslide

Leesexamen:
Wat is een doelgroep?
A
het doel van de auteur als hij de tekst schrijft
B
het doel van de lezer of lezers
C
de specifieke lezer zelf
D
het publiek waar de tekst voor bedoeld is

Slide 8 - Quizvraag

feiten
meningen
citaat
controleerbaar / staat vast
ben je het mee eens/oneens
aanhalingstekens en letterlijk overgenomen

Slide 9 - Sleepvraag

Leesexamen:
Wat is een hoofdgedachte?
A
wat de lezer steeds denkt
B
de conclusie
C
alle meningen in de tekst
D
wat de schrijver wil zeggen in één zin

Slide 10 - Quizvraag

Hoofd- en bijzaken
Het onderwerp + belangrijke dingen over het onderwerp.

Hoofdzaken in één zin:  hoofdgedachte!

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een conclusie, een samenvatting en een toelichting?

Slide 12 - Open vraag

conclusie/samenvatting/toelichting
  1. Een conclusie is een einduitkomst op basis van dingen die eerder in de tekst gezegd zijn. Deze einduitkomst kan een vaststelling of een oordeel zijn.
  2. Een samenvatting herhaalt de hoofdzaken van de tekst. 
  3. Een toelichting geeft meer informatie over een eerder besproken onderwerp.  

Slide 13 - Tekstslide

Een krantenartikel is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 14 - Quizvraag

Een gedicht is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 15 - Quizvraag

Overtuigen is een
A
tekstsoort
B
tektsdoel

Slide 16 - Quizvraag

Informeren is een
A
tekstsoort
B
tektsdoel

Slide 17 - Quizvraag

In een informerende tekst vind je vooral:
A
meningen
B
feiten

Slide 18 - Quizvraag


Samenhang & leesvaardigheid
Examentraining

  1. samenhang in een tekst
  2. verschillende verbanden
  3. tekstanalyse

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verschil?

Slide 21 - Woordweb

Soorten signaalwoorden
  1. Opsomming
  2. Toelichting of uitleg 
  3. Tegenstelling 
  4. Reden of verklaring 
  5. Oorzaak EN gevolg 
  6. Doel EN middel
  7. Voorbeeld of bewijs 
  8. Voorwaarde
  9. Vergelijking 
  10. Samenvatting of conclusie 

Betekenis
  1. een bepaalde volgorde (kan ook in tijd)
  2. opheldering
  3. verschillende zaken tegenover elkaar 
  4. het waarom (intern)
  5. door het één, gebeurde het andere (extern)
  6. doordat je het ‘middel’ gebruikt, kom je tot een bepaald doel
  7. om iets te verduidelijken
  8. iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt, voordat iets anders gebeurt
  9. naast elkaar bekijken: gelijkenis vaststellen
  10. in het kort weergeven of een gevolgtrekking

Slide 22 - Tekstslide

verschil reden en oorzaak
Een reden heeft te maken met de menselijke wil of keuze.
  • Er zijn veel goede redenen om te stoppen met roken. 
    (daarom/ omdat)

Een oorzaak heeft te maken met externe omstandigheden.
  • Door een nog onbekende oorzaak had de trein vanmorgen
     vertraging. (doordat/ daardoor)

Slide 23 - Tekstslide

Koppel het signaalwoord aan het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Voorwaarde
Echter
Maar
Daarentegen
Bovendien
En
Als
Tenzij
Indien
Daarnaast

Slide 24 - Sleepvraag

Ik neem altijd een boterham, een koekje en fruit mee. Ook een flesje drinken mag niet ontbreken.
A
vergelijking
B
Opsomming
C
voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Mandarijnen lijken soms op sinaasappels.
A
voorbeeld
B
samenvatting-conclusie
C
vergelijking

Slide 26 - Quizvraag


Mandarijnen zijn bijvoorbeeld vaak heel sappig, daardoor krijg je vieze handen.
A
voorbeeld
B
doel-middel
C
oorzaak-gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Om niet te laat te komen, ga ik altijd op tijd van huis.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tijd

Slide 28 - Quizvraag

Op school wil ik voor de les nog van alles doen, zoals even kletsen met mijn vriendin.
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
opsomming

Slide 29 - Quizvraag

Wij laten ons niet langer de hele tijd opjagen
Modelen:
  • samen lezen
  • samen vragen doornemen

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden
  1. A
  2. A
  3. A
  4. B
  5. C
  6. A
  7. A
  8. A
  9. C
  10. B
0 fout = 10
1 fout = 8,5
2 fout = 7,0
3 fout = 5,5
4 fout = 4,0
5 fout = 2,5
6 fout of meer = 1,0

Slide 31 - Tekstslide

3. Taaldossier + huiswerkcontrole

  •  Starttaal Compact 3F in Studiereader: 
    Oefenexamen 1! 
    (Uitleggen hoe je hier komt, zie volgende dia.)

  •  Ondertussen HUISWERKCONTROLE:
    Lezen taak 4 opdracht 8 = af --> anders uit examen le/lu

Slide 32 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

4. Vooruitblik
  • Je krijgt een mail met 'wat je moet weten over lezen'
    (voorbereiding voor je examen)
  • Lees dit door! 
  • Examen: 18 november! 

Huiswerk: je mag extra oefenen met de oefenexamens en Examencoach 3F!

Super veel succes toegewenst!

Slide 34 - Tekstslide