5.8 Spelling

5.8 Spelling
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.8 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van:
ski
(let op: niet met een hoofdletter!)

Slide 2 - Open vraag

Hoe schrijf je het meervoud van:
party?

Slide 3 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord van:
tv

Slide 4 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord van:
accu

Slide 5 - Open vraag

Engelse werkwoorden in het Nederlands gebruikt

Voorbeeld: 
streamen

Ik stream
jij streamt
wij streamen

Slide 6 - Tekstslide

Sommige werkwoorden zijn lastiger...
saven
Ik save
Jij savet

daten
ik date 
jij datet

Slide 7 - Tekstslide

Je vervoegt de Engelse werkwoorden hetzelfde als in het Nederlands. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een trema?

Slide 9 - Woordweb

Wanneer gebruik je een trema?

Slide 10 - Woordweb

Wanneer gebruik je een trema?
• In woorden als ruïne, vacuüm en havoër, omdat je die anders verkeerd zou uitspreken.
• In het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -ee.
idee – ideeën, ree – reeën
• In het meervoud van woorden op -ie.
kopie – kopieën, categorie – categorieën, bacterie – bacteriën
• In een voltooid deelwoord waar na ge- een -e, -i of -u volgt.
emigreren – geëmigreerd, interesseren – geïnteresseerd

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een apostrof?

Slide 12 - Woordweb

Waar staat de apostrof op de goede plek?
A
's morgens
B
s' morgens

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
Jos' nieuwe jas
B
Jacobs nieuwe jas
C
Alex' nieuwe jas
D
Henkie's nieuwe jas

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken
5.8 spelling
opdracht: 4, 5, 7, 8, 10-1 en 10-2

Klaar? 
Start met Test Jezelf 4.8
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide