Hoofdstuk 4 De Eerste en Tweede Wereldoorlog

1e en 2e Wereldoorlog
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

1e en 2e Wereldoorlog

Slide 1 - Tekstslide

De Eerste Wereldoorlog

2. De Grote Oorlog

Slide 2 - Tekstslide

Eerst de naam...
  • De naam 'Eerste Wereldoorlog' werd pas voor het eerst rond 1920 gebruikt.

  • Veelgebruikte namen voor de oorlog zijn (nu nog steeds): The Great War (En.), Der Grosse Krieg (Dld.), La Grande Guerre (Fr.) of De Groote Oorlog (Bel.)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Nederland blijft Neutraal

  • Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog, neutraal

  • Neutraal betekent dat je geen partij kiest

Slide 5 - Tekstslide

Einde van de oorlog
Op 28 juni 1919 werd een overeenkomst ondertekend door de geallieerde mogendheden en Duitsland, waarmee een eind kwam aan de Eerste Wereldoorlog.


"Grote Drie" (Fra, VK en VS) bepaalden de voorwaarden.
Duitsland had niets in te brengen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Jaartallen
1914-1918 Eerste Wereldoorlog 

11-11-1918 Wapenstilstand getekend door geallieerden en Duitsland.

28-06-1919 Verdrag van Versailles

Slide 9 - Tekstslide

Economische wereldcrisis

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wereldwijde crisis
  • De crisis verspreidde zich naar andere landen die na WOI afhankelijk waren geworden van de Amerikaanse economie.
  • Duitsland werd hard geraakt toen de VS leningen stopzette (Dawes Plan).
  • Bedrijven en banken failliet. Meer dan 5,5 miljoen Duitsers werkloos.
  • Politieke partijen zoals de communisten (KPD) en fascisten (NSDAP) kregen veel aanhang.

Slide 12 - Tekstslide

Oorzaken en het begin van de Tweede Wereldoorlog

Slide 13 - Tekstslide

Economische crisis
1929
- Beurskrach in Verenigde Staten
- crisis slaat over naar Europa
- Duitsland extra zwaar getroffen 

Slide 14 - Tekstslide

Stemmen op de NSDAP
  • Volgens Hitler is alles de schuld van het Verdrag van Versailles, joden, communisten, enz.

  • Hitler had na de mislukte staatsgreep in 1923 besloten om alleen nog via verkiezingen aan de macht te komen...

  • ...en mensen stemmen massaal op hem!

Slide 15 - Tekstslide

Met de crisis van 1929 groeit de NSDAP snel

Slide 16 - Tekstslide

Machtingswet 1933
NSDAP bezit 44% van de zetels maar wil meer controle!
  • Het parlement stemt in met machtingswet, zogenaamd voor de veiligheid van de burgers.
  • Hitler krijgt vervolgens de volmacht om te regeren en wordt dictator.
  • Hitler schaft alle partijen af: de NSDAP is de enige partij!
  • Einde democratie!

Slide 17 - Tekstslide


Hitler wordt kanselier
30 januari 1933



  • Na de verkiezingen van november 1932, waarbij de NSDAP de grootste werd, wordt het land vrijwel onbestuurbaar.
  • Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: Hitler wordt kanselier (minister-president). 

Slide 18 - Tekstslide


Führer
1934




  • Als president Hindenburg in 1934 overlijdt, komt er geen nieuwe president:
  • Hitler is vanaf dat moment Führer, Leider, van Duitsland

Slide 19 - Tekstslide

Hitler
Hitler beloofde de Duitsers werkgelegenheid, het verdrag van Versailles terug te draaien en eerherstel voor Duitsland. De regering kon de economische crisis maar niet oplossen, steeds meer mensen gingen in Hitler geloven.
Hiernaast een poster voor de NSDAP. Er staat Hitler bouwt op, help mee.

Slide 20 - Tekstslide

Dictatuur
Hitler schafte de democratie af. De nazi's hadden het voor het zeggen. Ze wilden dat iedereen net zo ging denken als de nazi's. Dagelijks, ook op scholen, kregen mensen met de ideeen van de nazi's te maken.
De democratie werd afgeschaft, Duitsland veranderde in 1933 in een dictatuur. In een dictatuur heeft 1 persoon alle macht.

Slide 21 - Tekstslide

Hitler's politiek
Hitler had het Duitse volk werk beloofd, die belofte vulde hij in. Hij liet de Duitsers wapens bouwen voor een nieuwe oorlog. Ook liet hij snelwegen aanleggen door Duitsland. 

Slide 22 - Tekstslide

Antisemitisme
Antisemitisme = Jodenhaat

  • Maatregelen tegen de Joodse bevolking.
  • Discriminatie
  • Arische / Germaanse ras is superieur

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide