Modal verbs m30

 Modal verbs objectives
1) know what modal verbs are 
2) use modal verbs in sentences 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Modal verbs objectives
1) know what modal verbs are 
2) use modal verbs in sentences 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs m30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definition of Modal Verbs
Modal verbs are auxiliary verbs (hulp werkwoorden) that express the attitude or opinion of the speaker about the action or state expressed in the sentence. 
Examples include can, could, may, might, must, shall, should, will, and would.

Slide 4 - Tekstslide

This slide should be used to define what modal verbs are and give examples.
Grammar: modal verbs
must(n't)
moeten
verplicht/verbod
intern
(doesn't/don't)
have to
moeten
verplicht/verbod
extern
ought (not) to
zou moeten
advies
formeel
should (not)
zou moeten
advies
informeel

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

More modal verbs!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is the definition of a modal verb?
A
A verb used to describe emotions.
B
A verb used to describe physical action.
C
A type of auxiliary verb that expresses modality.
D
A verb that expresses past tense.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which modal verbs show advice?
A
have to
B
shouldn't
C
ought to
D
must

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which modal verbs show obligation?
A
have to
B
must
C
ought to
D
don't have to

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one of these is NOT a modal verb?
A
Can
B
Must
C
Need
D
Should

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which modal verb?
Je had me kunnen bellen over dat belangrijke probleem ....
A
should have called me
B
could have called me
C
may have called me

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct modal verb:
You ___ worry: if you study your modal verbs you'll be fine!
A
needn't
B
are able to
C
mustn't
D
mightn't

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which modal verb?
Ik moet een gordel om in de auto.

A
should wear
B
have to wear
C
must wear
D
ought to wear

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn modal verbs?
A
zelfstandige naamwoorden
B
verleden tijd
C
(hulp)werkwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What modal verb(s) shows a prohibition?
A
need to
B
can't
C
mustn't
D
don't have to

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke modal verb gebruik je als je iets verplicht is?
A
Should
B
Have to
C
Can
D
Be allowed to

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do exercises 4+5
finished? do ex.6+7

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies