Klas 2 week 6 les 1

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden die te maken hebben met gezondheid, lichaam, sport en eten
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés E
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden die te maken hebben met gezondheid, lichaam, sport en eten
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés E
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- weet ik hoe ik een zin ontkennend maak
- ken ik nieuwe ontkenningen






Slide 2 - Tekstslide

stappenplan t.a.v. de ontkenning

1. Zoek de persoonsvorm

2. Zet ne of n' ervóór en 

het tweede deel van de ontkenning erachter.



Slide 3 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Je parle français.

niet/geen = ne .... pas
persoonsvorm = parle

'ne' komt voor de persoonsvorm.
'pas' komt achter de persoonsvorm.

Je ne parle pas français.


  • Op de puntjes komt de persoonsvorm van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 4 - Tekstslide

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France.
A
Vous ne êtes pas en France.
B
Vous êtes en ne France pas.
C
Vous n'êtes pas en France.
D
Vous n'êtes en France pas.

Slide 5 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Je regarde la télé.
A
Je regarde ne la télé pas.
B
Je ne regarde pas la télé.
C
Ne je pas regarde la télé.
D
je ne regarde la télé pas.

Slide 6 - Quizvraag

La négation - de ontkenning 
De ontkenningen:
niet, geen       = ne ...... pas
niet meer       = ne ...... plus
nooit                = ne ...... jamais
niets                 = ne .... rien
nog niet          = ne ...... pas encore
    


  • Op de puntjes komt de persoonsvorm van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 7 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Elle est végétarienne.

niet meer = ne .. plus
persoonsvorm = est

Elle n'est plus végétarienne.


  • Op de puntjes komt het de persoonsvorm.
  • Begint de persoonsvorm met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 8 - Tekstslide

Nooit

Niets

Nog niet

Niet meer

Niet/geen
ne...pas
ne...jamais
ne....plus
ne...pas encore
ne....rien

Slide 9 - Sleepvraag

La négation - de ontkenning 
Je vais manger des frites ce soir.

niet/geen = ne .. pas
werkwoorden = vais manger
Het eerste werkwoord is de persoonsvorm!

Je ne vais pas manger de frites ce soir.


  • Als er twee werkwoorden in de zin staan, neem je het eerste werkwoord.
  • Na een ontkenning vervalt het lidwoord en vervang je deze door 'de'. 

Slide 10 - Tekstslide

Op welke plaats in de zin komen
de woordjes 'ne' en 'pas'?
A
Om het onderwerp heen.
B
Om het lijdend voorwerp heen.
C
Om de persoonsvorm heen.
D
Om het hele werkwoord heen.

Slide 11 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Jullie zijn nooit ziek.
A
Vous ne êtes pas malades.
B
Vous ne êtes jamais malades.
C
Vous n'êtes rien malades.
D
Vous n'êtes jamais malades.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling in het Frans?
Wij zijn niet meer ziek.
A
Nous sommes plus malades.
B
Nous ne sommes plus malades.
C
Nous avons pas été malades.
D
Nous ne plus sommes malades.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling in het Frans?
Eet jij niets?
A
Tu n'manges rien ?
B
Tu n' as plus mangé ?
C
Tu ne manges pas ?
D
Tu ne manges rien ?

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling in het Frans?
Ik eet nooit vlees.
A
Je ne mange plus de viande.
B
Je ne mange pas de viande.
C
Je ne mange jamais de viande.
D
Je ne mange rien de viande.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling in het Frans?
Zij is nog niet klaar.
A
Elle n'a pas encore fini.
B
Elle ne pas a encore fini.
C
Elle ne pas encore a fini.
D
Elle a n'encore pas fini.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zit het met:
il y a
 & 
c'est 

Slide 17 - Tekstslide

c'est in de ontkenning wordt:
A
c'est ne pas
B
c' n'est pas
C
ne c'est pas
D
ce n'est pas

Slide 18 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Il y a de la viande.
A
Il n'y a pas de la viande.
B
Il n'y a pas de viande.
C
Il ne y pas de la viande.
D
Il n'y a de la viande pas.

Slide 19 - Quizvraag

Geef ontkennend antwoord:
Tu comprends ?
A
Non, je comprends.
B
Oui, je comprends!
C
Non, je ne comprends pas
D
Non, je comprends ne pas.

Slide 20 - Quizvraag

Geef ontkennend antwoord:
Tu fais du sport ?
A
Ne je fais pas du sport.
B
Je ne fais pas de sport.
C
Je fais ne sport pas.
D
Je fais ne pas de sport.

Slide 21 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend,
gebruik het woord tussen haakjes.
Nous sommes en retard. (nooit)

Slide 22 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Elle est végétarienne. (niet meer)

Slide 23 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Tu as mangé? (niets)

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Je suis à l'école. (nog niet)

Slide 25 - Open vraag

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 26 - Tekstslide