Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
23/5 investuur 2mh
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
16 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Toetsen tot de zomervakantie
Leestoets
Woordjes
Repetitie grammatica + haben & sein
Slide 2 - Tekstslide
Hoe leer je woordjes?
Samenvatting
Slide 3 - Tekstslide
seid
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Satzanalyse (zinsontleding)
Wat is een naamval?
Naamvallen zijn nodig om de functie van een zinsdeel aan te geven.
Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
Alle werkwoorden in een zin
Slide 9 - Tekstslide
In het Duits
Het
onderwerp
staat in de
1e naamval (
Nominativ
)
Het
lijdend voorwerp
staat in de
4e naamval (
Akkusativ
)
Slide 10 - Tekstslide
Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval (Präpositionen mit dem Akkusativ)
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 4e naamval krijgt (lijdend voorwerp).
Bijvoorbeeld:
Wir fahren
durch
(
der)
den
Tunnel.
Der Platz ist
für
(
sein)
seinen
Vater.
Peter joggt eine Runde
um
(
der)
den
Park.
Wat verandert er in deze zinnen?
Slide 11 - Tekstslide
Je hebt gezien in de voorgaande zinnen dat het woord achter het voorzetsel veranderd.
Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?
Slide 12 - Tekstslide
Ontleden
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval?
Hoe vind je het meewerkend
voorwerp 3e naamval?
Hoe vind je het lijdend voorwerp
4e naamval?
Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. Je kan het zinsdeel vervangen door hij.
AAN/VOOR WIE +gezegde+onderwerp. Aan hem of voor hem.
WAT+ gezegde+onderwerp. Je kan het zinsdeel vervangen door hem.
Slide 13 - Tekstslide
Beispiele
Onderwerp
: De man geeft de vrouw een kus.
Wie geeft?
Meewerkend voorwerp:
De man geeft de vrouw een kus.
AAN WIE geeft de man?
Lijdend voorwerp:
De man geeft de vrouw een kus.
Wat geeft de man?
Slide 14 - Tekstslide
Pak de schema's op bladzijde 76 erbij
Beispiele:
Met voorzetsel
Sie will lieber ohne mein.........Vater Schuhe kaufen gehen.
Für d............Verein (m) von ihrer Freundin ist dieses Spiel sehr wichtig.
Zonder voorzetsel, dus je moet ontleden.
Ich habe e...................Mann (m) gesehen.
Ich habe d...............Buch (o) gekauft.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
herhaling grammatica Kapitel 5
July 2025
-
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
4T Wiederholung Grammatik
July 2025
-
24 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
persoonlijk voornaamwoorden + o/lv/mv naamvallen M3
July 2025
-
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, vwo
Leerjaar 3
3TL periode 1 les 17
July 2025
-
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
3TL periode 2 les 15
July 2025
-
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
3TL periode 1 les 15 en 16
July 2025
-
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
4TL periode 1 les 18 und 19
October 2024
-
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Talent 3.7 Grammatica Meewerkend voorwerp
November 2023
-
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2-4