CORREOS Y CARTAS: clase de práctica

¡Hola y bienvenidos!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Hola y bienvenidos!

Slide 1 - Tekstslide

2o periodo
  • Schrijvaardigheid: una carta al director (actualidad) y un correo electrónico informal (un concierto)



Slide 2 - Tekstslide

Mail
Denk aan onderwerp!
Asunto: en dan een kort zinnetje

Aanhef
Querido/a/os/as:        
Querido tío/Querida Luisa/Queridos primos:

Afsluiting
Un abrazo/abrazos>Liefs, lett. omhelzing
Un beso/besos>Liefs, lett. kusjes
Hasta pronto>Tot gauw
Recibe un saludo/un abrazo de>Hartelijke groeten, lett. ontvang een...
Un saludo/saludos groeten

Slide 3 - Tekstslide

Carta al director
                                                                          plaats, datum
                                                  Arnhem, 11 de enero de 2024 (geen hoofdletter!)                                                                                                                                    onderwerp
Asunto: el uso de las chaquetas en el Lorentz
aanhef:
Estimado señor García: (dubbele punt!)
Distinguidos señores: 
afsluiting:
Atentamente,
Saludos cordiales,
Un cordial saludo,


Slide 4 - Tekstslide

Meer opties
aanhef:
Estimado/a/os/as señor/a/es/as:    (Geachte heer/mevrouw)
Estimado señor García/Estimada señora García:
Estimados señores/ Estimados Sres.:

nog deftiger:
Muy señor mío/Muy Sr. mío/Muy Sra. mía:
Muy señores nuestros/Muy Sres. nuestros:
Distinguido señor:

Slide 5 - Tekstslide

Meer opties

afsluiting:
Atentamente (atte.),                    Hoogachtend
Cordialmente,                                Met vriendelijke groet
Le(s) saluda atentamente,         Hoogachtend (groet ik u)
A la espera/En espera de sus noticias le(s) saluda atentamente,
A la espera/En espera de su pronta respuesta, le(s) saluda atentamente/cordialmente,
In afwachting van uw bericht verblijf ik, hoogachtend ,

Quedamos a su entera disposición y le saludamos atentamente,
We staan (geheel) tot uw beschikking en groeten u


Vergeet je naam en achternaam niet

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw
Je brief bestaat uit minimaal  3 alineas:

Alinea 1: introductie
- Vertel waarom je schrijft en eventueel wie je bent (bij ingezonden brief van toepassing)
vb. Le escribo para expresar mi opnión sobre ...... / El motivo de esta carta es mi desilución sobre / Como padre de un adolescente pienso que / como estudiante del Lorentz pienso que.... / Te escribo para contarte sobre / etc
Alinea 2: body
- Alles wat je wilt zeggen/vragen/ mededelen in het middenstuk schrijven. Orden dit wel op een logische manier (voor een mooie volgorde/zinsopbouw kun je punten verdienen). Je kan er voor kiezen als het een lang middenstuk is, om hier nog een extra alinea toe te voegen. 
Alinea 3: afsluiting
- Schrijf hier wat je verwacht van de lezer (wil je dat hij/zij een antwoord stuurt/ jou opbelt/ een mail stuurt/ iets verandert (Bijvoorbeeld stop met roken! Koop de kaartjes! Ga naar het concert! etc etc. 

Slide 7 - Tekstslide

El orden las palabras=zinsvolgorde 1
Basis: Onderwerp + werkwoord + rest van de zin 
DUS bv. (onderwerp)+(no)+persoonsvorm+(LV)+(MV)+P<>T: Yo (no) compro el libro para María. 
Door het feit dat de Spaanse taal heel flexibel is, kan een zin op verschillende manieren geconstrueerd worden.
Let op!
  • Het onderwerp wordt vaak weggelaten. Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp van de persoonsvorm van het werkwoord worden niet gebruikt in het Spaans, tenzij deze de nadruk krijgen: ¿Vienes a la fiesta? Yo no voy, pero mi hermana sí.
  • Het persoonlijk voornaamwoord usted(es) wordt meestal wel gebruikt, ook als het geen nadruk heeft. 
  • Werkwoorden blijven altijd bij elkaar

Slide 8 - Tekstslide

El orden de las palabras=zinsvolgorde 2
  • No voor de persoonsvorm. De ontkenning no staat als regel vóór de persoonsvorm, eventueel hiervan gescheiden door onbeklemtoonde persoonlijke voornaamwoorden. No te lo digo ahora. / No estoy de acuerdo con la situación actual. 
  • Ontkennende woorden als nunca, nadie, nada, ninguno, apenas, jamás, ni en tampoco kunnen vóór de persoonsvorm worden geplaatst. Als ze achter de persoonsvorm staan, is dat in combinatie met no vóór de persoonsvorm/verdubbeling.                                                                     Nunca llega a tiempo. = No llega nunca a tiempo/ No llega a tiempo nunca. 

Slide 9 - Tekstslide

El orden de las palabras=zinsvolgorde 3
  • De volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden is als volgt:
      meewerkend voorwerp + lijdend voorwerp + werkwoord. Me lo han regalado. 
  • Persoonlijke voornaamwoorden komen direct achter bij een bevestigende imperativo. Ze vormen dan één woord. ¡Dámelo! / Dejadlo (stom ermee!) 
  • Persoonlijke voornaamwoorden komen voor OF achter bij infinitief of gerundio.                                                                        Voy a comerlo ahora/ Lo voy a comer.      Estoy escribiéndola/La estoy escribiendo.
  • In het Spaans heeft een verdubbeling plaats van het LV in de vorm van een persoonlijk voornaamwoord als het LV bepaald is (in het voorbeeld: estas cosas) en voorafgaat aan het werkwoord. De ontkenning komt vóór het persoonlijk voornaamwoord. Estas cosas no las entiendo
  • Verdubbeling van LV en MV. Als het LV of MV voorafgaat aan de persoonsvorm, dient dit herhaald te worden door het persoonlijk voornaamwoord.      A mi tío no lo veo nunca.

Slide 10 - Tekstslide

Concordancia de género y número (concordantie)
~ In het Spaans past het bijvoeglijk naamwoord (guapo, nuevo, azul)/ bezittelijk voornaamwoord (mi, su, nuestro) en het lidwoord (un, una, el, la) zich aan het geslacht (m/v) en getal (enkelvoud/meervoud) van het zelfstandig naamwoord.
           *Tengo dos faldas nuevas.
           *Nuestros compañeros son simpáticos.
           *Tengo una semana ocupada.

Slide 11 - Tekstslide

~Er zijn veel ww met een vaste voorzetsel: 
Het werkwoord IR gevolgd door ‘a’ (naar).
               *Vamos a la fiesta.   *Voy al colegio. (a + el = al)
Vervoersmiddelen gaan met ‘en’. Behalve ‘te voet gaan’.
               *Voy en tren Vamos en avión a Barcelona.
               *¿Vas en bicicleta? Voy al colegio a pie.
~Let op 'letterlijke vertalingen'
  • Leeftijd gaat met ‘hebben’= TENER.    *Ik ben 17 jaar. Tengo 17 años.
  • ser/estar/hay
  • verschil por/para (por: vanwege / para = om te + infinitief (doel)
~ Alle woorden in de zin -o/a
    ev/mv   moet kloppen!

Slide 12 - Tekstslide

~Kloktijden en dagdelen
    *Om 3 uur heb ik aardrijkskunde: A las 3 tengo geografía.
    *Om 3 uur ‘s middags heb ik aardrijkskunde A las 3 de la tarde tengo geografía.
    *’s Middags heb ik aardrijkskunde. Por la tarde tengo geografía.
~Tijden
   *Ik ben beschikbaar van ..... tot..... : Estoy disponible desde el 13 de julio hasta el 13 de septiembre.
   *Ik ben beschikbaar van ..... tot..... : Estoy disponible del 13 de julio al 13 de septiembre.
   *de 10e el día diez. *in mei En mayo
~Poder = kunnen (komt het je uit)
   *¿Puede usted esta tarde a las cuatro? / *Podría darme información sobre……

~Saber = weten of kunnen (een vaardigheid)
   *¿Sabes hablar inglés? ¿Sabes nadar?/Sé hablar español con fluidez. (Yo sé)

Slide 13 - Tekstslide

Mooie(re) zinnen
1. Quiero quejarme sobre la situación actual en.... → Querría/ me gustaría
 
2. Fui al concierto hace tres años tres años. → Había ido al concierto hace tres años. 
 
3. También me pregunto si, es posible... Quisiera preguntarles si...


Slide 14 - Tekstslide

Hoe zeg ik...?
1. Ik wil een klacht indienen over …
Quiero presentar /hacer una reclamación / una queja sobre…

2.  Ik maak me zorgen over....
Me preocupa....

3. Ik ben niet tevreden over…     
No estoy satisfecho/-a sobre…

4. Ik vind het alarmerend
Me parece alarmante

5. Koop de kaartjes!
¡Compra los billetes!

Slide 15 - Tekstslide

¿Preguntas?
1. Ik wil een klacht indienen over …
Quiero presentar una queja sobre /hacer una reclamación 

2.  Ik maak me zorgen over....
Me preocupa....

3. Ik ben niet tevreden over…     
No estoy satisfecho/-a sobre…

4. Ik vind het alarmerend
Me parece alarmante

5. Koop de kaartjes!
¡Compra los billetes!

Slide 16 - Tekstslide