2324 KB - Großbuchstaben

Woche 2 - Stunde 1
2. Klasse

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Woche 2 - Stunde 1
2. Klasse

Slide 1 - Tekstslide

Weet jij al wie de leider van Duitsland is?
JA
NEIN

Slide 2 - Poll

Weet jij al wat een 'Bundesland' is?
JA
NEIN

Slide 3 - Poll

Die Zugspitze ist 2950 Meter hoch. Sie ist der höchste Berg in Deutschland.

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent 'oder'?
Was willst du trinken? Cola oder Sinas?
en
of
want
maar

Slide 5 - Poll

Königreich oder Republik?
Deutschland hat kein König und keine Königin. Also (= dus) ist kein Königreich.

Deutschland ist eine Republik.
Ein Bundeskanzler oder eine Bundeskanzlerin regiert Deutschland.
Olaf Scholz

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent 'und'?
Was willst du kaufen? Äpfel und Birnen?
en
of
want
maar

Slide 7 - Poll

Bundesländer
Deutschland hat 16 Bundesländer. Die Niederlanden haben 12 Provinzen. Bundesländer und Provinzen sind fast (= bijna) dasselbe, aber Bundesländer haben mehr Macht. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de hoofdstad van Duitsland?
A
Aachen
B
Bonn
C
Berlin
D
Hamburg

Slide 9 - Quizvraag

Die deutsche Fahne 
(= vlag)
Die deutsche Fahne hat drei Farben: 
1. schwarz
2. rot
3. 'gold'

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel keer groter is Duitsland dan Nederland?
A
3
B
6
C
9

Slide 11 - Quizvraag

Eszett
Uitspraak: <s>

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel inwoners heeft Duitsland ongeveer?
A
72 miljoen
B
83 miljoen
C
91 miljoen
D
95 miljoen

Slide 13 - Quizvraag

Großbuchstaben (= hoofdletters)
Guten Tag! Mein Name ist Werner. 
Ich bin 15 Jahre alt und ich wohne in Berlin. 
Berlin ist eine große Stadt in Deutschland. 
Meine Hobbys sind Fußball spielen und mit Freunden chillen.

Slide 14 - Tekstslide

Großbuchstaben (= hoofdletters)
Er zijn 3 regels die aangeven wanneer je een woord in het Duits met een hoofdletter schrijft:
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen (van personen, steden, landen en rivieren)
3. Bij zelfstandige naamwoorden (elk woord waar je de of het vóór kan zetten)

Slide 15 - Tekstslide

Aufgabe
Vorige les heb je een voorstelbrief aan Werner geschreven (werkblad + schrift)

1. Lees je Duitse brief nog eens door.
2. Markeer alle hoofdletters in je brief. 
3. Controleer of je er in jouw brief nog woorden staan, die met een hoofdletter geschreven moeten worden, maar die niet met een hoofdletter geschreven zijn.
4. Onderstreep de woorden die je dus eigenlijk wel met een hoofdletter zou moeten schrijven.

Slide 16 - Tekstslide