CG A1 Lesweek 1- Les 2- Luisa- 06-09-23

La clase de español

1. Repaso (herhaling) 
2. zeggen waarom je Spaans leert
3. Naar de betekenis van woorden vragen
4. De lidwoorden
             La clase de español
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

La clase de español

1. Repaso (herhaling) 
2. zeggen waarom je Spaans leert
3. Naar de betekenis van woorden vragen
4. De lidwoorden
             La clase de español

Slide 1 - Tekstslide

La clase de español
Informatie:
• Van maandag 21 november t/m vrijdag 25 november 2022.
• Maandag en vrijdag zijn de reisdagen.
• Programma is van dinsdag tot en met donderdag.
• Het programma is een mix van activiteiten die gepland zijn op een bepaald dagdeel én activiteiten die door de studenten op de overige dagdelen zelf ingepland worden.
• Vlucht en verblijf regelen de studenten zelf.

Studiereis Sevilla

Slide 2 - Tekstslide

La clase de español
Informatie:
• Locatie moet in het oude centrum liggen.
• De opdrachten worden beoordeeld door middel van een video-opname.

                              
                                Belangrijke data:
                              • Uiterlijk  donderdag 15 september geven studenten door
 of zij  deelnemen aan de studiereis.






Studiereis Sevilla

Slide 3 - Tekstslide

¡Vamos a conocernos!

Slide 4 - Tekstslide

  • Alle woorden die eindigen op een klinker of op -n of -s: 
  • klemtoon op de voorlaatste lettergreep

  • Alle woorden die eindigen op een medeklinker, behalve -n, -s: klemtoon op de laatste lettergreep.

  • Alle woorden die afwijken van deze regels, krijgen een geschreven accent op de beklemtoonde lettergreep.


Klemtoonregels, zie WB p.12

Slide 5 - Tekstslide

Trabalenguas
  • Poquito a poquito, Paquito empaca copitos en pocos paquetes
  • Gallo y grillo, gritan, gozan. Gozan, gritan, grillo y gallo

  • Erre con Erre guitarra.Erre con erre barril. Rápido corren las ruedas del ferrocarril.


Slide 6 - Tekstslide

La clase de español
1. música
2. gimnasio
3. especial
4. lavar
5. cepillo
6. universidad
7. desayuno
 Las letras y los sonidos
Vamos a practicar la pronunciación


8. pequeña
9. tradicional
10. joven
11. perro
12. cocina
13. general
14. duchar
15. coche
16. ahorrar
17. hermano
18. arroz
19. árbol
20. lluvia

Slide 7 - Tekstslide

La clase de español
  • ¿Cómo te llamas?
  • ¿Cuáles son tus apellidos?
  • 2 apellidos españoles/latinos
  • Cuenta del 1-10
  • Tus palabras favoritas en español
  • ¿Cómo se dice "tot snel" en español?



Preguntas

Slide 8 - Tekstslide

¿Para qué estudias español?
 
TB nr. 6 a p.12 Escucha y marca los motivos. 
Luister en kruis aan om welke redenen de cursisten Spaans leren.





¿Para qué estudias español?  
Estudio español para + ww. infinitief
pista 9

Slide 9 - Tekstslide

r

Slide 10 - Tekstslide

Preguntar
Viajar
escuchar
Comprar
Trabajar

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

¿Tú o usted? p.13
TB nr. 7b p.13 Escucha y marca si las personas hablan de  tú o usted. 
usted
usted

Slide 13 - Tekstslide

TB. 8a. pag. 13 Estudio español para...
viajar a                                  =                         reizen naar
trabajar en                          =                         werken in/op
pasar las vacaciones en =                      de vakantie doorbrengen in
estudiar en                            =                      studeren in
hablar con                            =                        praten/spreken met

Slide 14 - Tekstslide

8b. Los motivos de tu compañera/a
Vraag drie medecuristen naar hun redenen om Spaans te leren en schrijf die op

Luisa,  ¿para qué estudias español?
- Estudio español para viajar a Perú...

       para + werkwoord (ar)
Presenta los resultados:
Luisa estudia español para viajar a Perú

Slide 15 - Tekstslide

Trabajo en equipo 
Werkboek
Unidad 1

Oefeningen
16
18
20





20 minutos

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 18 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María y yo _____________ español para viajar a Latinoamérica.
A
estudio
B
estudias
C
estudiáis
D
estudiamos

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María _____________ las vacaciones en Málaga.
A
paso
B
pasa
C
pasas
D
pasan

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* Luisa y tú _____________ de cosas interesantes.
A
habla
B
hablamos
C
habláis
D
hablan

Slide 21 - Quizvraag

El señor José .......todos los días a su trabajo
A
camino
B
camina
C
caminas
D
camine

Slide 22 - Quizvraag

Mi mamá ........ pasta todos los viernes.
A
cocino
B
cocinas
C
cocina
D
cocine

Slide 23 - Quizvraag

Juan, Pedro y yo .......... música pop.
A
bailemos
B
bailamos
C
bailáis
D
bailan

Slide 24 - Quizvraag

Het zelfstandig naamwoord
Palabras con historia 9a. b.


¿Qué significa...?  = Wat betekent...?

Slide 25 - Tekstslide

Het bepaald lidwoord: EL-LA-LOS-LAS
Het zelfstandig naamwoord

  • 1. Mannelijk en vrouwelijk woorden TB. pag. 114 WB. pag. 13-14 
  •                                                                    
  • 2. Het meervoud van het zelfstandig naamwoord TB. pag. 114

  • Ejercicios 13-14 WB pag. 8 


Slide 26 - Tekstslide

El español, una lengua con historia
 p.14 nr. 9
A trabajar en grupos
- Lees om de beurt een stukje tekst hardop voor. 
- Vertaal samen de tekst (m.b.v. de woordenlijst op p.148). 
- Vul daarna bij 9c op p. 15 telkens 3 woorden bij elke categorie in.

Slide 27 - Tekstslide

Ejercicio 23. Libro de trabajo página 11.
Wat zegt u in het Spaans in de volgende situaties?

1. U stelt zich voor en vraagt aan iemand hoe hij/zij heet.


    ¿Cómo se dice en español?
15 minutos

Slide 28 - Tekstslide

Deberes (huiswerk)
Werkboek: Unidad 1

Ejercicios  15, 19, 21, 23
Reglas y sistemas WB pag.13
Test WB pag. 15

Slide 29 - Tekstslide