Quiz thema 6 Waarneming en gedrag

Quiz
Thema 6 Waarneming en gedrag
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz
Thema 6 Waarneming en gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Klassieke conditionering
D
Trial and error

Slide 2 - Quizvraag

Vraag 6: Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling allebei hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
Overspronggedrag
B
Verzoeningsgedrag
C
Omgericht gedrag
D
Verzorgingsgedrag

Slide 3 - Quizvraag

De groene kikker heeft een speciaal gedrag in de periode dat ze zich voortplanten. In het voorjaar komen grote groepen mannetjes bij elkaar in de ochtend en in de avond oorverdovend kwaken, de zogenaamde kikkerkoren.
Voorbeelden van gedrag zijn: balts en territoriumgedrag.
Tot welke soort gedrag behoort het kwaken van kikkers in kikkerkoren?
A
balts
B
balts en territoriumgedrag
C
territoriumgedrag
D
geen van beide

Slide 4 - Quizvraag

De Magot is een apensoort die voorkomt in Noord Afrika. In het Duitse plaatsje Daun ligt een wildpark dat een ‘Affenschlucht’ heeft ingericht. Dat is een goed omheind stuk bos waarin een groep magots leeft. In dit bos is een breed wandelpad aangelegd vanwaar de bezoekers de apen kunnen observeren. Kort na het uitzetten van de apen lieten ze zich niet zo veel zien, maar tegenwoordig lopen ze over de paden en zoeken contact met de bezoekers. Sommige apen ontwikkelen zich zelfs tot zakkenrollers die eten en andere dingen uit zakken en tassen halen. De jonge apen nemen dit gedrag feilloos over.
- Welk leerproces (1.) heeft ertoe geleid dat de apen zich na enige tijd steeds meer lieten zien?
- Door welk leerproces (2.) ontwikkelen de jonge apen zich tot zakkenrollers?


A
Leerproces 1 : gewenning Leerproces 2: conditionering
B
Leerproces 1: Gewenning Leerproces 2: Trial and Error
C
Leerproces 1: Gewenning Leerproces 2: Imitatie
D
Leerproces 1: Conditionering Leerprocels2: Trial and Error

Slide 5 - Quizvraag

Een koekoek profiteert van het broedzorggedrag van andere vogels.
Een koekoeksvrouwtje legt haar ei in het nest van bijvoorbeeld een
roodborstje. Het pasgeboren, nog blinde koekoeksjong duwt de eieren
of jongen van het roodborstje uit het nest . De vogel die het nest
heeft gemaakt, treedt daarna op als pleegouder voor de jonge
koekoek. Opmerkelijk is dat een koekoeksvrouwtje haar eieren vrijwel
altijd legt in het nest van de pleegoudersoort waardoor zij zelf is
grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort hun
pleegouder is?
A
inprenting
B
imitatie
C
conditionering
D
gewenning

Slide 6 - Quizvraag

Hieronder staan drie gegevens:
1 de beschrijving van handelingen
2 afkortingen voor de handelingen
3 het doel van de handelingen
4 de frequentie waarin de handeling optreedt
Welke gegevens horen thuis in een ethogram?

A
alleen 1
B
1 en 2
C
1 en 4
D
1, 2 en 4

Slide 7 - Quizvraag

In een onderzoek naar pikgedrag krijgen kuikens een mengsel van gewone (gele) en gekleurde (rood, groen en oranje) graankorrels aangeboden. Genoteerd wordt welke korrels er opgepikt worden in een bepaalde tijd.
Kleur graankorrel Aantal keren dat er naar het graan gepikt wordt in 5 minuten
Rood 52
Groen 25
Geel 13
oranje 12
De kleur rood is voor de kuikens:
A
een supernormale prikkel
B
een sleutelprikkel
C
een signaal
D
een uitwendige prikkel

Slide 8 - Quizvraag

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol
D
tabel

Slide 9 - Quizvraag

In een experiment worden duiven geconditioneerd om op een hefboompje te pikken. Als de duif op het hefboompje pikt, wordt het dier beloond met een graankorrel.
Bewering 1: Tijdens het conditioneren neemt de frequentie waarmee de duif op het hefboompje pikt toe.
Bewering 2: Als de duif niet meer beloond wordt met een graankorrel zal de duif op den duur ophouden met pikken.

Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beiden juist
B
1 en 2 zijn beiden onjuist
C
1 is juist
D
2 is juist

Slide 10 - Quizvraag

Zintuig met
adequate prikkel

Slide 11 - Woordweb

Welke onderdelen van het oog zie je?

Slide 12 - Open vraag

Gele vlek
Blinde vlek
Netvlies
Vaatvlies
Pupil
Iris
Hoornvlies
Harde oogvlies
Lens
Glasachtig lichaam
Kringspieren
Oogzenuw
Voorste oogkamer

Slide 13 - Sleepvraag

Wat wordt er bedoeld met de drempelwaarde?

Slide 14 - Open vraag

Wat is een adequate prikkel?
Leg uit en noem 2 zintuigen met de bijbehorende adequate prikkel.

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt er met de drempelwaarde van je gehoor als je je concentreert om goed te luisteren?
A
De drempelwaarde wordt hoger.
B
De drempelwaarde wordt lager.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we dit?

Slide 17 - Open vraag

In je oog gaat het licht achtereenvolgens door:
A
Pupil - hoornvlies - lens - glasachtig lichaam - netvlies
B
Hoornvlies - lens - pupil - glasachtig lichaam - netvlies
C
Hoornvlies - pupil - lens - glasachtig lichaam - netvlies
D
Hoornvlies - pupil - lens - netvlies - glasachtig lichaam

Slide 18 - Quizvraag

De zintuigcellen in een oog worden gevoeliger voor lichtprikkels wanneer er bijna geen licht meer is. De lichtgevoeligheid van de zintuigcellen neemt de eerste tien minuten in het donker langzaam toe. Na ongeveer twintig minuten in het donker kun je al goed zien. Maar pas na een uur zijn je ogen helemaal aangepast aan de geringe hoeveelheid licht. Twee beweringen over de aanpassingen in het oog in de beschreven situatie zijn:
1. Na een uur in het donker is het aantal zintuigcellen sterk afgenomen.
2.Na een uur in het donker is de drempelwaarde voor lichtprikkels verhoogd. Welke bewering is juist?
A
Alleen 1
B
Alleen 2
C
Zowel 1 als 2
D
Geen van beide

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een ethogram
en/of een protocol?
A
Zowel een ethogram als een protocol
B
Ethogram
C
Protocol
D
Geen van beiden

Slide 20 - Quizvraag

Een prikkel die steeds weer hetzelfde gedrag oproept het een ... ?
A
Inprenting
B
Sleutelprikkel
C
Supranormale prikkel
D
Inwendige prikkel

Slide 21 - Quizvraag

manieren van leren

Slide 22 - Woordweb

Leg uit wat het verschil is tussen conditioneren en trial and error

Slide 23 - Open vraag

Is een groot namaak-ei buiten het
nest een supranormale prikkel voor
het inrol-gedrag?

En is een normaal ei buiten het
nest een supranormale prikkel
voor het inrol-gedrag?
A
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
B
alleen een normaal ei buiten het nest
C
zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest
D
Beide niet

Slide 24 - Quizvraag

Oefenen
Biologiepagina oefentoets gedrag 1 en 2

Slide 25 - Tekstslide