Nederlands Examen 2011 kb tv 2

KB 2011 Nederlands examen tv 2
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

KB 2011 Nederlands examen tv 2

Slide 1 - Tekstslide

Tekst 1
zoekend lezen 1 t/m 10

Slide 2 - Tekstslide

1 Welke twee belangrijke kanten van de mobiliteit van ‘meeneem-pc’s’ worden
er getest?

Slide 3 - Open vraag

2 Wie heeft het netbook zijn naam gegeven?

Slide 4 - Open vraag

3 Hoeveel netbooks worden er getest?

Slide 5 - Open vraag

4 Welk netbook is het duurste?

Slide 6 - Open vraag

5 Welk netbook kreeg het hoogste puntentotaal?

Slide 7 - Open vraag

6 Wat is de prijs van een Asus EeePC 701 4G?

Slide 8 - Open vraag

7 Noem het netbook dat in de categorie prijs/prestatie een ‘zeer goed’
scoorde

Slide 9 - Open vraag

8 Welk netbook scoort beter op ‘Prestaties’: de Acer Aspire One A150 of de
Gigabyte M912V?

Slide 10 - Open vraag

9 Welk besturingssysteem heeft de Medion Akoya mini E1210?

Slide 11 - Open vraag

10 Hoe lang houdt de accu van de Acer Aspire One A110L het maximaal vol
zonder opladen tijdens het internetten?

Slide 12 - Open vraag

Tekst 3

Slide 13 - Tekstslide

3 Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?

A
A aansporen tot handelen
B
B amuseren
C
C informeren
D
D overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

4 Voor wie is deze advertentie vooral bedoeld?

A
A voor artsen
B
B voor diabetespatiënten
C
C voor iedereen
D
D voor leden van dominoverenigingen

Slide 15 - Quizvraag

5 Wat laten de dominostenen zien?

A
A dat diabetes bij iedereen dezelfde acht andere ziekten tot gevolg heeft
B
B dat diabetes andere medische problemen tot gevolg kan hebben
C
C dat diabetes uit verschillende afzonderlijke ziekten bestaat
D
D dat diabetes vaak al snel een dodelijke afloop kent

Slide 16 - Quizvraag

Tekst 4

Slide 17 - Tekstslide

6 Wat is de belangrijkste functie van alinea 1 van deze tekst?
De schrijver wil met alinea 1 de tekst inleiden door

A
A de mening van een deskundige voorop te plaatsen
B
B een afkeurende uitspraak over het onderwerp te doen
C
C een historisch overzicht te geven
D
D een voor de tekst belangrijke vraag te stellen

Slide 18 - Quizvraag

7 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van deel 2 (alinea’s 2, 3 en 4)?

A
A Elektrische auto in opmars
B
B Terugdringen van CO2
C
C Twee machtige industrieën aan zet
D
D Verbrandingsmotor blijft onaantastbaar

Slide 19 - Quizvraag

8 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van deel 3 (alinea’s 5, 6 en 7)?

A
A Biobrandstoffen
B
B Klimaat
C
C Milieu
D
D Vervangers

Slide 20 - Quizvraag

9 Welke voorspelling doet Kendall over de houding van de oliemaatschappijen?
Gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.

Slide 21 - Open vraag

10 Welk verband is er tussen alinea 2 en 3?

A
A Alinea 2 en 3 vormen samen een opsomming.
B
B Alinea 3 geeft antwoord op een vraag uit alinea 2.
C
C Alinea 3 geeft een voorbeeld bij de inhoud van alinea 2.
D
D Alinea 3 versterkt de inhoud van alinea 2.

Slide 22 - Quizvraag

11 Welk verband is er tussen alinea 6 en 7?

A
A Alinea 6 en 7 maken samen deel uit van een opsomming.
B
B Alinea 6 en 7 vormen een tegenstelling.
C
C Alinea 7 is een bevestiging van wat in alinea 6 is beweerd.
D
D Alinea 7 is een conclusie bij alinea 6.

Slide 23 - Quizvraag

12 Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

A
A De autofabrikanten en olieproducenten zijn bereid mee te denken in de ontwikkeling van de schone elektrische auto.
B
B De elektrische auto heeft veel voordelen, maar autofabrikanten en olieproducenten zullen proberen vast te houden aan een auto met een verbrandingsmotor.
C
C De samenwerking tussen de autofabrikanten en de olieproducenten zal vanwege de elektrische auto ophouden te bestaan.
D
D De veel schonere elektrische auto zal binnen enkele jaren de auto met een klassieke verbrandingsmotor uit het straatbeeld hebben verbannen.

Slide 24 - Quizvraag

13 Volgens de tekst zal de autobranche zo lang mogelijk vasthouden aan de
verbrandingsmotor.
Noem een reden daarvoor die genoemd wordt in alinea 8.

Slide 25 - Open vraag

14 Een schrijver kan gebruikmaken van:
1 feiten
2 de eigen mening
3 de mening van anderen.
Waarvan maakt de schrijver van deze tekst gebruik?

A
A alleen 1 en 2
B
B alleen 1 en 3
C
C alleen 2 en 3
D
D 1, 2 en 3

Slide 26 - Quizvraag

15 Wat is de functie van de laatste alinea van deze tekst?

A
A een advies aan de overheid geven
B
B een samenvatting van de tekst geven
C
C een vraag aan de lezers stellen
D
D een waarschuwing aan de consumenten geven

Slide 27 - Quizvraag

16 Hoe gebruikt de schrijver de meningen van de deskundigen?

A
A Hij geeft de meningen zonder er commentaar op te geven.
B
B Hij probeert de meningen aan elkaar gelijk te maken.
C
C Hij probeert de meningen tegen te spreken.
D
D Hij toont aan, dat de meningen juist zijn.

Slide 28 - Quizvraag

Tekst 5

Slide 29 - Tekstslide

17 Hoe leidt de schrijver in alinea 1 het onderwerp van de tekst in?
Hij doet dat door:

A
A aan te geven voor welke groep lezers de tekst bedoeld is.
B
B een samenvatting van de rest van de tekst te geven.
C
C een situatie op te roepen waarin verdwalen een rol speelt.
D
D een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.

Slide 30 - Quizvraag

18 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van deel 2 (alinea’s 2 en 3)?

A
A Afstanden schatten en tijdsduur bepalen
B
B Het ruimtelijk vermogen en de ontwikkeling ervan
C
C Overeenkomsten en verschillen in ruimtelijk vermogen
D
D Problemen en oplossingen bij inschatten

Slide 31 - Quizvraag

19 Welk kopje geeft het beste de inhoud weer van deel 3 (alinea’s 4, 5 en 6)?

A
A Hulpmiddelen en hun onmisbaarheid
B
B Onderzoek naar ruimtelijke oriëntatie
C
C Ruimtelijk vermogen en onze luie hersenen
D
D Verkleinen van verschillen tussen mensen

Slide 32 - Quizvraag

20 Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?

A
A Alinea 4 en 5 vormen een opsomming.
B
B Alinea 5 geeft een bewijs voor het gestelde in alinea 4.
C
C Alinea 5 noemt een gevolg van het gestelde in alinea 4.
D
D Alinea 5 noemt een voorbeeld bij het gestelde in alinea 4.

Slide 33 - Quizvraag

21 In alinea 6 wordt gesproken over een onderzoek van het University College.
Citeer de zin uit deze alinea die aangeeft dat de uitslag van het onderzoek
verrassend was.

Slide 34 - Open vraag

22 (…) “je komt niet ter wereld met ruimtelijk vermogen.” (regels 48-50)
Citeer de zin uit alinea 7 waaruit het duidelijkst blijkt dat ruimtelijk vermogen
erg belangrijk is.

Slide 35 - Open vraag

23 Hoe gebruikt de schrijfster de meningen van de deskundigen?

A
A Ze geeft de meningen zonder commentaar.
B
B Ze probeert de meningen tegen te spreken.
C
C Ze toont aan, dat de meningen onjuist zijn.
D
D Ze vergelijkt de opvattingen in Nederland met die in Engeland.

Slide 36 - Quizvraag

24 Wat is het hoofddoel van deze tekst?


A
A de lezer informeren
B
B de lezer overtuigen
C
C de lezer tot handelen aansporen
D
D gevoelens van de schrijfster tot uitdrukking brengen

Slide 37 - Quizvraag

25 Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

A
A Door goedkopere manieren van reizen oefenen we onze ruimtelijke oriëntatie steeds minder.
B
B Door het gebruik van navigatiesystemen kan onze ruimtelijke oriëntatie minder worden.
C
C Navigatiesystemen maken onze ruimtelijke oriëntatie overbodig.
D
D Navigatiesystemen zijn niet meer weg te denken uit ons bestaan.

Slide 38 - Quizvraag

26 Een schrijver kan gebruik maken van:
1 feiten
2 zijn/haar eigen mening
3 de mening van anderen.
Waarvan maakt de schrijver van deze tekst vooral gebruik?

A
A 1 en 2
B
B 1 en 3
C
C 2 en 3

Slide 39 - Quizvraag

Vraag 27 (13p)
Schrijfopdracht

Slide 40 - Tekstslide

Uitwerking
Pietje Puck
Broekweg 1
2035 LE Haarlem


Haarlem, 14 februari 2011

Firma Zoektocht
T.a.v. afdeling Voorlichting, de heer Brent
Pietersenweg 3
2031 VL Amsterdam

Betreft: gastles



Slide 41 - Tekstslide

Geachte heer Brent,

Mijn naam is Pietje Puck, ik zit in de vierde klas van het Haarlem College in Haarlem. Op mijn school is het gebruikelijk om in april een projectweek te houden. Het algemene thema is dit jaar: “Weet jij de weg in de computerwereld?”. Ik heb het volgende onderwerp voorgesteld: het gebruik van navigatiesystemen zoals TomTom. Omdat uw bedrijf navigatiesystemen maakt en verkoopt wil ik, als contactpersoon, u vragen om een gastles te komen geven bij ons op school. 

De projectweek wordt gehouden in de kantine van de school, van 25 tot 29 april. Tijdens de gastles zou ik het prettig vinden om elk geval aandacht te besteden aan de volgende vragen: kunnen automobilisten niet meer zonder navigatiesysteem? Hoe worden navigatiesystemen eigenlijk gemaakt? En hoe worden de digitale kaarten actueel gehouden? 

Ik wil u nog even meedelen dat gastdocenten bij ons op school kunnen lunchen. Ook is er een vergoeding in de vorm van een boekenbon.


Slide 42 - Tekstslide

Ik wil u alvast hartelijk bedanken voor een spoedig antwoord. U kunt uw antwoord sturen naar mij, ik ben de contactpersoon van dit project.


Met vriendelijke groeten,


Pietje Puck

Slide 43 - Tekstslide

Normering:
maximumscore 6
Aftrek inhoud
De score is 6 scorepunten minus aftrek. De score kan niet lager zijn dan 0.
Indien de volgende elementen geheel of gedeeltelijk onjuist zijn of
ontbreken:
• uitnodiging voor een gastles 1
• jezelf voorstellen: naam, klas, school (samen één element) 1
• omschrijving projectweek op inhoud, plaats en tijdstip, per element 1
• drie vragen, per element 1
• mogelijkheid om op de school te lunchen 1
• de vergoeding: een boekenbon 1
• verzoek om snel te antwoorden 1
• aangeven dat jij contactpersoon bent 1 

Slide 44 - Tekstslide

maximumscore 4
Aftrek taalgebruik
• één of twee formuleringsfouten (onvolledige zinnen, onjuiste 
woordkeuze, onjuiste verwijzingen, onjuiste zinsbouw) 1
drie of vier formuleringsfouten (onvolledige zinnen, onjuiste
woordkeuze, onjuiste verwijzingen, onjuiste zinsbouw) 2
vijf of meer formuleringsfouten (onvolledige zinnen, onjuiste
woordkeuze, onjuiste verwijzingen, onjuiste zinsbouw) 3
• één of twee spelfouten (fouten in de spelling van werkwoordsvormen,
overige spelfouten, inclusief ten onrechte opgenomen of weggelaten
hoofdletters) 1
drie of meer spelfouten (fouten in de spelling van werkwoordsvormen,
overige spelfouten, inclusief ten onrechte opgenomen of weggelaten
hoofdletters) 2
• twee of meer interpunctiefouten 1 

Slide 45 - Tekstslide

maximumscore 3
Aftrek presentatie/conventies 
• samenhang 1 
• logische volgorde 1
• alinea-indeling 1
• verzorgde indruk 1
• plaatsnaam en datum, per element 1
• gegevens afzender: naam, straat, huisnummer, postcode, plaatsnaam
(samen 1 element) 1
• gegevens geadresseerde: naam bedrijf, ter attentie van de heer Brent,
straat of postbus, huisnummer of postbusnummer, postcode, plaats
(samen 1 element) 1
• aanhef 1
• regel wit na aanhef 1
• regel wit voor slotformule 1
• slotformule 1
• ondertekening en/of naam 1 

Slide 46 - Tekstslide