Lezen: ik weet wat het verschil is tussen ideële en commerciële reclame,
ik weet wat een column is,
ik weet hoe je een tekst op verschillende vormen kunt
samenvatten,
Fictie: ik ken de stijlfiguren retorische vraag, climax, anticlimax, herhaling, sarcasme, ironie, cynisme, hyperbool, eufemisme en understatement.