Engels vooraf thema 6 CONTACT

thema 6 contact
hst 1 luisteren, kijken en lezen, woorden

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

thema 6 contact
hst 1 luisteren, kijken en lezen, woorden

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden weet jij nog van de vorige les?

Slide 2 - Open vraag

vertaal naar Nederlands:
messages

Slide 3 - Open vraag

vertaal naar Nederlands:
would like

Slide 4 - Open vraag

Weet je?
A
Do you no?
B
Know you?
C
You know?
D
Do you know?

Slide 5 - Quizvraag

alleen maar
A
just
B
lonely
C
only
D
only the lonely

Slide 6 - Quizvraag

On the phone
Does not text
What time?
Do you know?
Aan de telefoon
Smst niet
Hoe laat?
Weet je?

Slide 7 - Sleepvraag

Telefoon
morgen
Ben vergeten
Avondeten
tomorrow
Forgot
Dinner
Phone

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Van wie krijgt het meisje een bericht?
van.......
A
Frank
B
Pete
C
Jason
D
Mike

Slide 12 - Quizvraag

Wat vraagt hij aan haar?
A
Of zij weet of haar moeder nog boos op hem is.
B
Of zij weet wat ze gaan eten.
C
Of zij weet hoe laat de Engelse les is.
D
Of zij weet hoe laat de trein gaat.

Slide 13 - Quizvraag

Waarom weet zij het antwoord niet?
A
Zij weet niet hoe ze dit moet uitleggen.
B
Zij wil het niet vertellen.
C
Zij zag zijn bericht niet.
D
Zij is het vergeten.

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel berichtjes krijgt het meisje van hem?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quizvraag

De laatste zin die het meisje zegt is 'I would like that'. Wat zou zij wel willen?
A
Naar de winkels gaan.
B
Naar zijn huis gaan.
C
Naar school gaan.
D
Naar haar huis gaan.

Slide 16 - Quizvraag

Welk tips en tops heb je voor deze les?

Slide 17 - Open vraag

Hoe laat is het?
A
How late?
B
What time?
C
How is it late?
D
What time is it?

Slide 18 - Quizvraag

kwart voor...
A
a quarter for
B
a quart to
C
a quarter past
D
a quarter to

Slide 19 - Quizvraag

What time is it?
A
It is half three.
B
It's half past two.
C
It's half past three.
D
It is half past too.

Slide 20 - Quizvraag


A
It's twenty past six.
B
It is nearly half past six.
C
It's ten minutes to half seven.
D
It is ten for half seven.

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf in het Engels :
44

Slide 22 - Open vraag

Engels woorden die met 'tijd' en 'klok kijken' te maken hebben:

Slide 23 - Woordweb

bekijk eerst het filmpje en leg daarna uit wat er mis gaat

Slide 24 - Open vraag

Please hold the line.
What can I do for you?
You have an appointement at two o'clock.
I'll put you through.
U afspraak is om 14:00.
Ik verbind u door.
Wat kan
ik voor u doen?
Blijft u a.u.b. aan de lijn.

Slide 25 - Sleepvraag

Ik gebruik
A
I take
B
I need
C
I use
D
I make

Slide 26 - Quizvraag


A
happy
B
sad
C
bored
D
angry

Slide 27 - Quizvraag

70
A
seventeen
B
seventyn
C
sefenteen
D
seventy

Slide 28 - Quizvraag

18
A
eighty
B
eightyn
C
eightteen
D
eighteen

Slide 29 - Quizvraag

15
A
fifty
B
fifteen
C
fourty
D
fourteen

Slide 30 - Quizvraag

60
A
sixty
B
sixteen
C
siksty
D
siksteen

Slide 31 - Quizvraag

12
A
twelve
B
twelfe
C
ten
D
tentwo

Slide 32 - Quizvraag

80
A
eighty
B
eightyn
C
eightteen
D
eighteen

Slide 33 - Quizvraag

0

Slide 34 - Video


Bij een heel uur zeg je:
It is ___ o'clock.

Bij een half uur zeg je: 
It is half past (voorbij) ___.


Slide 35 - Tekstslide

Kwart voor - Kwart over


Bij kwart voor zeg je:
It is a quarter to ___(het uur).

Bij kwart over zeg je:
It is a quarter past ___(het uur).



Slide 36 - Tekstslide

6

Slide 37 - Video