De huisartsenpost deel A

Assisteren in de gezondheidszorg
Deel A: de huisartsenpost
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Assisteren in de gezondheidszorg
Deel A: de huisartsenpost

Slide 1 - Tekstslide

Taak 1 Kennismaken met het beroep doktersassistent
Lees vraag 1 van taak 1 goed door.
Klassikaal bekijken we het filmpje en maken we de volgende opdracht in deze LessonUp-les. 
Daarna beantwoord je vraag 1, 2 en 3 (taak 1) in je werkboek.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

doktersassistent
WEL
NIET
telefoon opnemen
bloeddruk meten
op huisbezoek gaan

uitstrijkje maken
vaststellen behandelplan
doorverwijzen naar specialist in het ziekenhuis
voorschrijven medicijnen

Slide 4 - Sleepvraag

Taak 4 De huisarts assisteren
We lezen klassikaal de introductie van taak 4. 
Je maakt, individueel, vraag 11 (blz. 12 werkboek).

Slide 5 - Tekstslide

Zelfzorg en mantelzorg!
Zelfzorg is de zorg die je uitvoert op jezelf (wassen, eten, medicatie zelf innemen etc.).
Mantelzorg is de zorg die je krijgt van familie, vrienden, buurtgenoten en waarvoor niet betaald wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Eerstelijnszorg!
Eerstelijnszorg is zorg waar u zelf zonder verwijzing naartoe kunt gaan. Dit kan behandeling zijn door de huisarts, tandarts, fysiotherapeut, apotheker, maatschappelijk werker of wijkverpleegkundige.

Slide 7 - Tekstslide

Tweedelijnszorg!
De tweedelijnszorg bestaat uit alle hulpverleners waarvoor je een verwijzing nodig hebt. Dit zijn bijvoorbeeld alle specialisten in het ziekenhuis of kliniek. Maar ook revalidatie en psychische hulp vallen onder tweedelijnszorg. Zonder verwijzing kan je niet bij deze zorgverleners terecht, of het betekent automatisch dat de kosten voor jouzelf zijn en niet vergoed worden door de zorgverzekering. De meeste tweedelijnszorg wordt vergoed door de basisverzekering (het gaat dan wel eerst van je eigen risico af), maar dit geldt niet altijd.

Slide 8 - Tekstslide

Waar valt een huisarts onder?
A
zelfzorg
B
mantelzorg
C
eerstelijnszorg
D
tweedelijnszorg

Slide 9 - Quizvraag

Je koopt paracetamol omdat je hoofdpijn hebt. Dit is...
A
zelfzorg
B
mantelzorg
C
eerstelijnszorg
D
tweedelijnszorg

Slide 10 - Quizvraag

Je verzorgt je moeder die herstellende is van een operatie. Dit is....
A
zelfzorg
B
mantelzorg
C
eerstelijnszorg
D
tweedelijnszorg

Slide 11 - Quizvraag

Je wordt door de huisarts doorverwezen naar de dermatoloog. Dit is...
A
zelfzorg
B
mantelzorg
C
eerstelijnszorg
D
tweedelijnszorg

Slide 12 - Quizvraag

Je doet boodschappen voor je oude buurvrouw. Dit is...
A
zelfzorg
B
mantelzorg
C
eerstelijnszorg
D
tweedelijnszorg

Slide 13 - Quizvraag

Taak 4
Maak heel vraag 12 (blz. 13 in je werkboek).
Daarna lezen we klassikaal de volgende tekstbronnen:
3.15 Communiceren kun je leren;
3.16 Bezoekers ontvangen;
3.17 Zakelijk bellen en een telefoonnotitie maken.

Slide 14 - Tekstslide

verbaal
non-verbaal

Slide 15 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik gebruik je bij....
A
het werken als doktersassistent
B
het kletsen met vriendinnen

Slide 16 - Quizvraag

Taak 4
Maak opdracht 13 tot en met 15 in je werkboek (blz. 13 t/m 15).
Let op: maak opdracht 15e en 15f op een los papiertje, lever dit in bij jouw docent. Klassikaal bespreken we de antwoorden.
PRAKTIJK: Je gaat een telefoongesprek voeren, lees hiervoor opdracht 17 goed door, vraag een telefoonnotitie aan jouw docent (OEFEN DIT GOED!).

Slide 17 - Tekstslide

Taak 5 Wonden verzorgen
Klassikaal lezen we de volgende tekstbronnen:
5.1 De basisregels van EHBO;
5.2 Lichte verwondingen verzorgen.
Maak, individueel opdracht 23 en opdracht 24 (werkboek blz. 18 en 19).

Slide 18 - Tekstslide

In het ........ staan de richtlijnen hoe je moet handelen
A
dossier
B
protocol

Slide 19 - Quizvraag

De richtlijnen bij verwondingen zijn gebaseerd op de werkwijze van het .......... Kruis
A
Oranje
B
Witte

Slide 20 - Quizvraag

Bij een kneuzing gaat het om een beschadiging van .....
A
het onderhuids bindweefsel
B
de opperhuid

Slide 21 - Quizvraag

Bij een kneuzing moet je de plek ........ houden
A
warm
B
koud

Slide 22 - Quizvraag

Bij twijfel tussen een kneuzing of een botbreuk moet je altijd de ......... laten kijken
A
thuiszorg
B
arts

Slide 23 - Quizvraag

Bij een uitwendige wond is er gevaar dat er ........ bij de wond komen
A
bacteriën
B
schimmels

Slide 24 - Quizvraag

Praktijkopdrachten EHBO
  • aanleggen van een dekverband
  • een snelverband aanleggen
  • een wonddrukverband aanleggen 
  • In een tweetal voer je opdracht 25 uit
  • Luister en kijk goed naar de instructie van jouw docent

Slide 25 - Tekstslide

Taak 6: gezondheidszorg voor kinderen
Klassikaal lezen we de volgende bronnen:
5.4 Handelen bij lichte brandwonden en andere kleine ongevallen;
5.15 Ziek zijn en beter worden.
Maak, individueel, opdracht 29, 30 en 31 (werkboek blz. 22 en 23).

Slide 26 - Tekstslide

Brandwonden?

Slide 27 - Woordweb

eerste graads
tweede graads
derde graads
blaren
geen pijn
verkoolde huid
huid is niet stuk
heel pijnlijk
lederhuid ook beschadigd, onderhuidsbindweefsel niet

Slide 28 - Sleepvraag

Wat doe je als er een voorwerp in een oor of neus zit?

Slide 29 - Tekstslide

Wat doe je als er een voorwerp in een oor of neus zit?

NEUS: andere neusgat dicht houden
neus krachtig snuiten
lukt het niet --> naar de huisarts!

OOR: beweeg oorschelp heen en weer
lauw water erin druppelen ( insect)
lukt het niet --> naar de huisarts!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Waarom mag je je kind niet laten braken bij chloor?
A
Dat kan de slokdarm bleken
B
Dan moet de chloor nogmaals langs de slokdarm waardoor er extra schade ontstaat
C
dan wordt je kind heel misselijk
D
het is beter om het uit te plassen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe probeer je te achterhalen wat je kind gegeten of gedronken heeft?
A
ruiken aan de adem of kijken in de mond
B
vragen aan je kind
C
de medicijnkast checken
D
de flessen schoonmaakmiddel checken

Slide 33 - Quizvraag

Soms moet je 112 bellen in plaats van de huisarts. Wanneer?
A
blaren op de mond en koorts
B
vlekken in het gezicht, diarree
C
niet alert, benauwd of bewusteloos
D
koorts en overgeven

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Wat te doen als je (volwassen) tand eruit is?
- zoek de tand
- raak de wortel niet aan
- spoel de tand met melk. Geen melk in de buurt? Laat de patiënt de tand in de wangzak bewaren
-tand schoon? plaats hem terug ( NOOIT melktanden terugplaatsen)
- lukt het terugplaatsen niet: bewaren in de wang of in beker melk
- ga direct naar de tandarts

Slide 36 - Tekstslide

Rijksvaccinatieprogramma

Slide 37 - Tekstslide

De D in DKTP staat voor
A
droge hoest
B
depressie
C
darmkanker
D
difterie

Slide 38 - Quizvraag

Met de BMR prik worden kinderen ingeënt tegen:
A
Bof Mazelen Rode hond
B
Bof Myomen Rode Hond
C
Burn-out Mazalen Rode Hond
D
Bof Mazelen Reflux

Slide 39 - Quizvraag

Een tetanusvaccin is ................ opgenomen in het Nederlandse rijksvaccinatieprogramma
A
wel
B
niet

Slide 40 - Quizvraag

Welke kinderziekte heeft de volgende kenmerken: lichte koorts, rode vlekjes en blaasjes
A
griep
B
waterpokken
C
rode hond
D
kinkhoest

Slide 41 - Quizvraag

Als je bent ingeënt tegen HPV hoef je niet meer beschermd te vrijen. Klopt dit?
A
Ja, je kunt niet meer zwanger worden
B
Ja, je kunt geen SOA meer krijgen
C
Nee, je kunt nog steeds zwanger worden, maar geen SOA meer krijgen
D
Nee, je kunt nog steeds zwanger worden en een SOA krijgen

Slide 42 - Quizvraag

Maken in jouw werkboek
Opdracht 32 (blz. 24).

Slide 43 - Tekstslide

Griep

Slide 44 - Woordweb

Slide 45 - Video

Een antibiotica helpt wel/ niet bij griep
A
WEL, antibiotica dood virussen zoals de griep
B
WEL, want het onderdrukt de koorts
C
NIET, antibiotica dood alleen bacteriën en geen virussen
D
NIET, het helpt alleen tegen de hoofdpijn en spierpijn

Slide 46 - Quizvraag

Taak 7: Patiënten (door)verwijzen
We maken klassikaal opdracht 38 (blz. 27 werkboek).
Daarna lezen we, klassikaal tekstbron 5.16 Medicijnen.

Maak vervolgens, individueel opdracht 39  en 40.

Slide 47 - Tekstslide

Toedienen medicijnen
- rectaal (via de anus)
- oraal ( via de mond)
- smeren
- druppels
- injectie

Slide 48 - Tekstslide

Hoe komt een zetpil in je lichaam?
A
rectaal
B
oraal
C
smeren
D
druppelen

Slide 49 - Quizvraag

Medicatie gebruiken
- let op de houdbaarheidsdatum
- lees de bijsluiter
- alleen gebruiken als het voor jou bestemd is
- juiste moment, bijvoorbeeld voor het eten
- juiste manier van toedienen
- maak de kuur af!

Slide 50 - Tekstslide

Taak 8: Omgaan met emoties
Tekstbron 4.18 Emoties
4 basisemoties
          - blij
          - boos
          - bedroefd
          - bang

Slide 51 - Tekstslide

Emoties herkennen
Blij
Boos
Verdrietig
Verliefd

Slide 52 - Sleepvraag

Een ander woord voor
'inlevingsvermogen' is
A
empathie
B
antipathie
C
sympathie
D
ironie

Slide 53 - Quizvraag

Maak de volgende opdrachten:
Lees voor opdracht 48 eerst tekstbron 4.19: Omgaan met emoties van de ander.
Opdracht 47 en 48.

Slide 54 - Tekstslide

Vragen?

Slide 55 - Tekstslide

Volgende les deel B :)
De spoedeisende hulp (SEH) 

Slide 56 - Tekstslide