les 3: personages, perspectief, thema en motieven

Verhaalanalyse
Ik ken de rollen van personages en perspectieven en kan ze benoemen binnen een verhaal. 

Ik weet wat een onderwerp en een thema is en wat motieven zijn en kan ze benoemen binnen een verhaal.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse
Ik ken de rollen van personages en perspectieven en kan ze benoemen binnen een verhaal. 

Ik weet wat een onderwerp en een thema is en wat motieven zijn en kan ze benoemen binnen een verhaal.

Slide 1 - Tekstslide

Personages
  • Hoofdpersoon: om wie het verhaal draait, heeft een doel
  • Bijvoorbeeld: moordenaar vinden (detective), zichzelf leren kennen (psychologische roman)
  • Bijpersoon: vervult een rol: helpt (helper), werkt tegen (tegenstander) of is neutraal (afzijdige)

Slide 2 - Tekstslide

Perspectief
  • Het gezichtspunt van waaruit je het verhaal meemaakt
  • ik-perspectief
  • personaal perspectief
  • alwetende verteller/auctoriaal perspectief

Slide 3 - Tekstslide

Ik-perspectief
  • Vanuit een ik-personage dat meedoet in het verhaal
  • Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
  • Subjectief: niet betrouwbaar
  • Belevende ik: op dat moment
  • Vertellende ik: achteraf

Slide 4 - Tekstslide

Personaal perspectief
  • Hij/zij-personage dat meedoet in het verhaal
  • Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
  • Subjectief: niet betrouwbaar

Slide 5 - Tekstslide

Auctoriaal perspectief
  • De verteller staat buiten het verhaal
  • Geeft er soms wel commentaar op
  • Hij weet van alle personages wat ze waarnemen, denken, voelen.
  • Objectief perspectief

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp en thema
  • Onderwerp: in een paar woorden waarover het verhaal gaat

  • Thema: de hoofdgedachte van het verhaal in een volledige zin. Je vindt deze door na te gaan wat de titel is, welke motieven er zijn, wie de belangrijkste personages zijn, wat ze met elkaar te maken hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Motieven
  • Elementen uit het verhaal die steeds terugkeren in de tekst:
  • Leidmotief: iets kleins wat steeds weer in dezelfde woorden terugkeert (een voorwerp/kleur/zinnetje enz.)
  • Verhaalmotief: een gebeurtenis, beschrijving of gevoel dat steeds weer terugkeert in de tekst

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
  • We lezen/luisteren het verhaal 'Een bord spaghetti' en passen de theorie van open plekken, hamvragen, ruimte en tijd, personages, perspectief, onderwerp, thema en motieven toe.

  • Daarnaast bespreken we natuurlijk waar het over gaat en andere opvallende dingen. 

  • Maak aantekeningen!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Een bord vol spaghetti
Muller gaat eten bij een wegrestaurant. Neemt altijd de vaste hap. Dit keer is dat spaghetti. Hij zet zijn bord neer en is dromerig, verward. Ziet dan dat een zwarte man zijn bord leeg eet. Hij eet met hem mee van het bord. Drinkt koffie met hem. Kook ondertussen van binnen. Op het eind loopt de zwarte man weg en hij kijkt om zich heen om zijn koffertje te zoeken. Ziet vervolgens zijn bord spaghetti staan: hij had zich in de plek vergist en de zwarte man was juist heel aardig zijn eten met hem te delen, hij was de onbeschofte.

Slide 11 - Tekstslide

Een bord vol spaghetti
  • Hoofdpersoon: Muller, netjes, houdt van spaghetti, vaste gewoonten, racistisch, niet zo gedurfd, hecht aan mening anderen
  • Neger: lijkt eerst onbeschoft (perspectief!) maar is juist heel netjes, goed gekleed, gul, beleefd
  • Perspectief: personaal perspectief vanuit Muller, heeft als effect dat de lezer ook de neger beschuldigt, je leeft mee

Slide 12 - Tekstslide

Een bord vol spaghetti
  • Tijd: chronologisch, wel terugverwijzing (altijd hier eten, hoe hij over zwarte mensen praatte tegenover klanten), weinig vertraging of versnelling of tijdsprongen
  • Ruimte: de vaste plek, koffertje zijn belangrijk, een maandag- of donderdagavond tussen zeven en acht voor de kerst in een wegrestaurant ver van de grote stad.

Slide 13 - Tekstslide

Een bord vol spaghetti
  • Open plekken: waarom heet het verhaal zo? Waarom hecht Muller aan wat anderen denken? Hoe komt het dat de neger zijn bord spaghetti opeet? Hoe komt het dat Muller zo racistisch reageert? Hoe loopt het af? etc. etc.
  • Hamvraag: waarom heeft Muller vooroordelen?
  • Thema: Vooroordelen kloppen vaak niet
  • Leidmotieven: bord spaghetti, netheid, vooroordelen, kleur wit, beschaafdheid
  • Verhaalmotieven: bang zijn, onberispelijk zijn, kalm blijven

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een leidmotief en een verhaalmotief?

Slide 15 - Open vraag

Huiswerk
Lees in je boek!

19 maart opdracht in de les.

Slide 16 - Tekstslide