1.5 Allemaal anders les 1

thema 1 Planten en dieren
1.5 Allemaal anders
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 1 Planten en dieren
1.5 Allemaal anders

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 1.4 Voedsel maken
nakijken huiswerk:
 opdr. 1 t/m 3, 5t/m 7

Slide 2 - Tekstslide

Fotosynthese kan alleen plaatsvinden in bladeren van planten.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Op welke manieren zijn planten belangrijk voor mensen en andere organismen?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ze dienen als voedsel
B
Ze leveren zuurstof
C
Ze staan gezellig
D
Ze zijn mooi

Slide 4 - Quizvraag

In het donker maakt een plant zuurstof.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 5 - Quizvraag

Door fotosynthese maken planten voedsel voor dieren en mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?
A
bladeren
B
stengels
C
vruchten
D
wortels

Slide 7 - Quizvraag

Hiernaast zie je spinazie, welk deel eet je op?
A
stengels
B
bladeren
C
wortels
D
vruchten

Slide 8 - Quizvraag

leerdoelen vandaag (1.5)
Aan het einde van de les:
- kan je aanpassingen bij planten noemen
- kan je aanpassingen bij dieren noemen

Slide 9 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen.

Dat doet elke soort op zijn eigen manier.

De meeste dieren en planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en aan hun manier van leven.

Slide 10 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Dieren die in het water leven, hebben andere aanpassingen dan dieren die op het land leven. Ze hebben bijvoorbeeld vinnen.

.

Slide 11 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Bij vissen en andere waterdieren gaan de kop, lijf en staart in elkaar over. Ze vormen 1 geheel.
Zo'n lichaamsvorm noem je gestroomlijnd.



Slide 12 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Ook planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Sommige planten leven in droge gebieden en andere planten leven in natte gebieden. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Planten in een droge omgeving hebben vaak kleine bladeren en veel wortels.

Omdat de plant kleinere bladeren heeft, verliest een plant minder water.
Die wortels zijn nodig om voldoende water op te nemen.

Slide 15 - Tekstslide

Een plant in een natte omgeving heeft minder wortels nodig.

Slide 16 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Dieren hebben ook aanpassingen aan het soort voedsel dat ze eten.

Zo hebben miereneters een lange dunne tong waar de mieren die ze eten goed aan blijven plakken.
En eekhoorns hebben 4 scherpe tanden waarmee ze noten en zaden kunnen stukbijten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Sommige vogels eten zaden. Andere vogels eten insecten. Roofvogels eten kleine dieren.

Bij elk type voedsel hoort een andere type snavel.


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Dieren kunnen op verschillende manieren lopen:
- zoolgangers: lopen op hun gehele voetzolen (beren)
- teengangers: lopen op hun tenen (katten)
- topgangers (hoefgangers): lopen op de toppen van de tenen (paarden)

De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich goed te kunnen verdedigen.
Daardoor worden ze niet zo snel opgegeten.


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Een braamstruik heeft stekels, zodat de bramen niet zo snel worden opgegeten.

Een brandnetel heeft brandharen. Als je een brandnetel vastpakt dan gaat het prikken en jeuken.
Hierdoor wordt een brandnetel minder snel opgegeten.

Andere planten maken een gifstof. Bijvoorbeeld de bessen van de koffieplant. Die zijn giftig.


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

1.5 Allemaal anders
Een egel verdedigt zich met stekels.

Sommige dieren hebben een schutkleur.
Een schutkleur lijkt op de leefomgeving.
Daardoor wordt het dier bijna onzichtbaar.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

zelf aan de slag
Lees de tekst en maak de opdrachten:

Blz. 41 t/m 49
opdracht 1 t/m 5 maken


Klaar? Laat het zien!!

Slide 29 - Tekstslide