hfdst7samenstelling

Zelfstandig naamwoord
Alle woorden met 'de' en 'het' (lidwoorden)

  • Mensen: de man, de bakker, het kind
  • Dieren: het paard, de koe, de kat
  • Dingen: de tafel, het bord, de vork


 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zelfstandig naamwoord
Alle woorden met 'de' en 'het' (lidwoorden)

  • Mensen: de man, de bakker, het kind
  • Dieren: het paard, de koe, de kat
  • Dingen: de tafel, het bord, de vork


 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Spelling:
- herhaling zelfstandig naamwoord
- samengestelde woorden





Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les:
- Je weet wat een zelfstandig naamwoord is (znw).
- Je kan het znw in de zin aanwijzen.
- Je weet wat samenstellingen.
- Je kan zelf samenstellingen maken.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Ook namen
  • Van mensen: Obama, Mirjam, Adam, januari
  • Van plaatsen/landen: Rotterdam, Thailand, Polen

Deze woorden zijn niet met 'de' of 'het', maar het zijn wel zelfstandige naamwoorden. Ze beginnen altijd met een hoofdletter!

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Woordweb

de kikker
de docent
Den Haag
de bureaustoel
Mens
Dier
Ding
Naam

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
kleine
B
straat
C
Parijs
D
bakker

Slide 8 - Quizvraag

Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
kalender
B
muur
C
kast
D
dure

Slide 9 - Quizvraag

Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
Hoofddorp
B
vandaag
C
doekje
D
schriften

Slide 10 - Quizvraag

Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
Stockholm
B
potlood
C
buiten
D
Marieke

Slide 11 - Quizvraag

Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
thee
B
toetsenbord
C
Pieter
D
lopen

Slide 12 - Quizvraag


Wat is een samenstelling?

Slide 13 - Tekstslide

Samenstellingen
Je kunt soms 2 zelfstandige naamwoorden aan elkaar plakken zodat het 1 woord wordt: een samenstelling.

voet+bal = voetbal
bad+kamer = badkamer
kast+deur+sleutel = kastdeursleutel

Slide 14 - Tekstslide

+

Slide 15 - Open vraag

+

Slide 16 - Open vraag

+

Slide 17 - Open vraag

+

Slide 18 - Open vraag

+

Slide 19 - Open vraag

Rug
Fiets
Hand
Stoom
zak
sleutel
doek
boot

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Link

Bedenk zoveel mogelijk samenstellingen met het woord: school.........
timer
2:00

Slide 22 - Open vraag

timer
1:00
Maak zelf samenstellingen*

Slide 23 - Woordweb

Ik begrijp wat een zelfstandig naamwoord is
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Werkblad samenstellingen

Slide 25 - Tekstslide

Ik begrijp wat samenstellingen zijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll