wat leren voor de rep?

Rep gaat over
Hfdst. 1.3 t/m 1.5  
Hfdst. 2.1,2.3,2.4 vergeet continuïteit en verandering niet op blz.66
Kenmerkende aspecten Tijdvak 2 en Continuïteit
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Rep gaat over
Hfdst. 1.3 t/m 1.5  
Hfdst. 2.1,2.3,2.4 vergeet continuïteit en verandering niet op blz.66
Kenmerkende aspecten Tijdvak 2 en Continuïteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Oefenen voor de repetitie met begrippen, jaartallen en feiten

Slide 3 - Tekstslide

Het hofstelsel is een
A
Sociaaleconomisch systeem.
B
politiek/bestuurlijk systeem.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van staatsvorming en centralisatie?
A
Centraal bestuur vanuit hoofdstad
B
Minder macht voor de adel
C
Meer macht voor de vorst
D
Meer macht voor de burgers

Slide 5 - Quizvraag

Bij een aristocratie heeft...
A
Een koning de macht
B
Het volk de macht
C
Een farao de macht
D
Een kleine groep rijken de macht

Slide 6 - Quizvraag

Waarvoor werd het schervengericht (ostracisme)gebruikt?
A
Om te voorkomen dat iemand te veel macht krijgt
B
Om onaardige mensen te verbannen
C
Om het aantal stemmen makkelijk te tellen
D
Om vreemdelingen te verbannen

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer is de natuurfilosofie ontstaan?
A
In de tijd van de Mesopotamiërs
B
In de Klassieke Oudheid
C
In de Middeleeuwen
D
In de Renaissance

Slide 8 - Quizvraag

In een directe democratie
A
stemt de bevolking zelf over wetsvoorstelling
B
stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen
C
kiest de bevolking direct een parlement
D
kiest de bevolking direct een regering

Slide 9 - Quizvraag


Wat is de
Pax Romana?
A
een Romeinse god
B
een bekende gladiator
C
de naam van een bekend amfitheater
D
een lange tijd van vrede en welvaart in het Romeinse Rijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de volksverhuizingen?
A
Grote verplaatsing van Germaanse stammen over een grote afstand
B
Wanneer een volk verplaatst over een korte afstand
C
Plunderingen door de Hunnen
D
Zoeken naar landbouwgrond

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de volksverhuizingen?
A
Het binnendringen van de Germanen in het oude Romeinse Rijk
B
Verschillende volkeren verhuisden naar Amerika
C
De Romeinen verhuizen naar West-Europa
D
Oude Romeinen trekken weg uit het Romeinse Rijk

Slide 12 - Quizvraag

Wie was Julius Ceasar?
A
De eerste keizer van het Romeinse Rijk
B
Een belangrijke koning van het Romeinse Rijk
C
Een generaal die veel gebieden veroverde

Slide 13 - Quizvraag

Hoe is Julius Ceasar vermoord?
A
zwaard door zijn hoofd
B
23 dolksteken
C
kruisiging
D
ophanging

Slide 14 - Quizvraag

Het jodendom is
A
atheïstisch
B
polytheïstisch
C
monotheïstisch

Slide 15 - Quizvraag

Het hofstelsel is een
A
Sociaaleconomisch systeem.
B
politiek/bestuurlijk systeem.

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent "privilege"?


A
traditie
B
plezier
C
voorrecht
D
belangrijk

Slide 17 - Quizvraag

In een geldeconomie
A
Wordt de pacht betaald met eieren en graan
B
Ruilen boeren hun overschotten met de buren
C
Maken mensen hun spullen zoveel mogelijk zelf
D
Ruilen boeren hun overschotten voor geld

Slide 18 - Quizvraag

Door het drieslagstelsel...
A
Bleef een groter deel van het land braak liggen
B
Nam de opbrengst toe van 1/2 naar 2/3
C
Raakte de grond minder snel uitgeput
D
Nam de opbrengst toe van 1/3 naar 1/2

Slide 19 - Quizvraag

Wat was continuïteit ook al weer
A
Als dingen door de geschiedenis heen min of meer hetzelfde blijven
B
Als er tussen twee periodes veel gelijkenissen zijn
C
Als er in een aspect door de tijd heen weinig verandering is
D
Als je ergens tussen verschillende periodes veel overeenkomsten in ziet

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent discontinuïteit?
A
Dat is iets wat hetzelfde blijft.
B
Dat is waardevermindering.
C
Dat is iets, wat niet hetzelfde blijft.
D
Dat is de eerste ontdekkingsreis van Columbus.

Slide 21 - Quizvraag


Toen de Romeinen Gallië veroverd hadden, veranderde het leven in onze regio vrij snel en heel sterk. Er werd stevig gebouwd, het Latijn werd de officiële taal en heel wat gewoonten werden verdrongen. Het was niet meer zoals voordien.
A
Continuïteit
B
Discontinuïteit

Slide 22 - Quizvraag

Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was

Slide 23 - Quizvraag

Laatste vraag

Slide 24 - Tekstslide

Het feodale stelsel was een ..... systeem
A
politiek
B
cultureel
C
sociaal
D
economisch

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
Maken vraag 8 t/m 11 bladzijde 65 en 
vraag 12 t/m 15 bladzijde 67

Slide 26 - Tekstslide

Leren voor de repetitie
Leerdoelen 2.1.,2.2 en 2.4 bladzijde 69
Begrippen leren
KA leren van tijdvak 2
Afsluiting blz. 68 maken

Slide 27 - Tekstslide