De ik-zit-en-begin-gelijk-vraag
Wat: Heb je de stof van de vorige les goed begrepen?
Hoe:
- Werk alleen, dus zonder te praten en kijk niet bij je buur
- Op je wisbordje: zijn de stellingen juist of onjuist? Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt
Deel A: Welke uitspraak is juist?
A. Weer gaat over de situatie voor een paar uur of dagen in een gebied; klimaat beschrijft het ‘gemiddelde weer’ in een gebied over een periode van minstens 30 jaar.
B. Het klimaat is altijd hetzelfde op aarde; weer verandert van dag tot dag.
C. Het weer is alleen temperatuur en neerslag; klimaat beschrijft alle weerelementen.
D. Als het in de zomer vaker regent dan normaal, zegt dat iets over het klimaat, niet over het weer.
Deel B: Geef bij uitspraak A, B, C of D kort aan waarom dit wel of niet klopt.