(4) Capítulo 1 - Bron K

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Vacaciones en la playa   (libro 1A)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Vacaciones en la playa   (libro 1A)

Slide 1 - Tekstslide

La clase de hoy = De les van vandaag
La meta de la clase: Het doel van les
Weten hoe je de enkel- en meervoudsvorm in het Spaans maakt. Weten hoe het werkwoord “Ser” wordt vervoeg.

Actividades
- De meervoudsvormen, bepaalde en onbepaalde lidwoorden.
- Jullie oefenen met de "Persoonlijke voornaamwoorden".
- Frases Clave Bron K. En Oefenen met de kleuren & de nummers 0 - 20

                                                                  

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de bepaalde lidwoorden (de/het) in het Spaans?
A
Le - Les, zijn mannelijke lidwoorden. La - las, zijn vrouwelijke lidwoorden.
B
El - los, zijn mannelijke lidwoorden. La - las, zijn vrouwelijke lidwoorden.

Slide 3 - Quizvraag

Vul de bepaalde lidwoorden de/het in:
1. _ hermano 3. _ pintor 5. _ hotel
2. _ hermana 4. _ canción 6. _ verdad

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn de onbepaalde lidwoorden (een) in het Spaans?
A
un / unos, zijn mannelijke lidwoorden. una / unas, zijn vrouwelijke lidwoorden.
B
une/unes, zijn mannelijke lidwoorden. una/unas, zijn vrouwelijke lidwoorden.

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de onbepaalde lidwoorden naar de juiste woordjes.
__ chico
__ piscina
__ hospital
__ biblioteca
__ universidad
__ canción
__ pan
un
una
un
una
una
una
un

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe maak je een meervoudsvorm van woorden in het Spaans?

(Er zijn 2 goede antwoorden)
A
Woorden die eindigen op een klinker (o/e/i/a/u), krijgen in het meervoud +s.
B
Woorden die eindigen op een klinker (o/e/i/a/u), krijgen in het meervoud +ses.
C
Woorden die eindigen op een klinker, krijgen in het meervoud +eses.
D
En woorden die eindigen op een medeklinker, krijgen in het meervoud +es

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van : el hotel
A
el hotels
B
el hoteles
C
los hotels
D
los hoteles

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van : la afición

(aandachtspuntje: in het meervoud verdwijnt het accentje op de -o)
A
las aficions
B
les aficions
C
las aficiones
D
les aficiones

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van : el hermano

Slide 10 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden
TB  blz 16, bron J

Slide 11 - Tekstslide

Weet jij de persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
Mi hermana

Slide 12 - Sleepvraag

Het werkwoord "SER"
TB  blz 16, bron J

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht: sleep de juiste vervoeging van "ser" naar de juiste zin.
Él __ español.
Yo __ holandesa.
Nosotros __ estudiantes.
Tú __ eres inglés.
Vosotros __ holandeses.
Ellos __ españoles.
es
soy
somos
eres
sois
son

Slide 14 - Sleepvraag

KENNISMAKINGSZINNEN

Slide 15 - Tekstslide

Hoe vraag je " Hoe gaat het?"
A
¿Qué tal?
B
¿Heel goed?

Slide 16 - Quizvraag

Hoe vraag je " Hoe heet je?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Cómo se llaman?
C
¿Cómo se llama?
D
¿Cómo os llamáis?

Slide 17 - Quizvraag

Hoe vraag je " Waar woon je?"
A
¿Dónde vivís?
B
¿Dónde vives?
C
¿Dónde viven?
D
¿Dónde vive?

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vraag je " Hoe oud ben je?"
A
¿Cuántos años tiene?
B
¿Cuántos años tenéis?
C
¿Cuántos años tengo?
D
¿Cuántos años tienes?

Slide 19 - Quizvraag

LOS COLORES : Als je deze kleuren mengt, welke kleur krijg je dan? Geef antwoord in het Spaans.

1. rojo + blanco =
2. azul + amarillo =
3. negro + blanco =

Slide 20 - Open vraag

Los números : Maak de sommen.

1. diez + uno = 4. catorce + dos =
2. ocho + cuatro = 5. diecinueve + uno =
3. cinco + dos = 6. quince + dos =

Slide 21 - Open vraag

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien:))
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 22 - Quizvraag